dinsdag 14 november 2017

Dirk Scheringa en de cryptomunten (ICO Headstart)

Dirk Scheringa, de oprichter van de in 2009 failliet gegane DSB Bank, wordt het gezicht van een nieuw beleggingsinitiatief in cryptomunten.
Het bedrijf met de naam ICO Headstart wil "een einde maken aan de onduidelijkheden bij cryptobeursgangen" aldus medeoprichter Nawid Habib in een bericht van het Financieele Dagblad.
ICO Headstart gaat ondernemers helpen bij hun ""initial coin offerings"(ICO).

Wat zegt u?
Het lijkt me sterk dat u begrijpt wat ik hiervoor heb opgeschreven.
Dat is helemaal geen schande want het is een compleet nieuw fenomeen, dat van de digitale valuta.
Cryptomunten, zoals bijvoorbeeld de Bitcoin of de Ether, zijn digitale munteenheden waarvan de koers fluctueert op de open markt. Er is geen centrale instantie of regelgever zoals een centrale bank die aan de knoppen draait. De uitgifte van nieuwe digitale munten en de controle van transacties worden geregeld door de netwerken van Bitcoin en Ethereum.
Vraag en aanbod bepalen de hoeveelheid munten en de waarde van de munt.
Bitcoins kun je kopen via een zogenaamd wisselkantoor, maar dan moet je wel dollars, ponden of euro's betalen voor de digitale munt.

Als je probeert uit te zoeken wat nu de voordelen zijn van digitale munten wordt dat niet echt goed duidelijk. Wat mij betreft functioneert ons financiële systeem prima en tegen redelijke kosten.
Waarom je van een "normale" valuta naar een "digitale" valuatie zou moeten overgaan is meer een verzet tegen de huidige systematiek dan dat er nu echt voordelen mee te behalen zijn.
Bedenk dat een digitale valuta i.t.t. tot een fysieke valuta zoals de euro, of de dollar, geen enkele koppeling heeft met onderliggende handelsstromen tussen landen en dat de handel niet via openbare markten verloopt.
Dat alles maakt digitale munten nogal speculatief. Een munt als de bitcoin is in dit jaar tot nu toe 580% gestegen. Afgelopen maandag steeg de munt naar $6.487, een winst van meer dan $1000, nadat het bijna een derde van de waarde verloor in minder dan vier dagen.
Hoe volatiel wil je het hebben?

De echte reden waarom je digitale munten zou willen gebruiken is volgens mij vooral dat er een hoge mate van anonimiteit wordt gewaarborgd. Kort gezegd, de ontvanger weet niet wie je bent en je geld is niet te traceren door de reguliere overheid en de belastingdienst.
Ideaal voor anonieme betalingen en voor het witwassen van geld.

ICO
Dit is een soort beursgang waarin startende bedrijven vragen om kapitaal in de vorm van digitale munten. De bedrijven geven in ruil "tokens' uit, die door beleggers met digitale munten worden aangekocht. Een token is geen aandeel maar een soort tegoedbon, maar dan zonder rechten op het eigen vermogen, waardebepaling of tegenprestatie. Bedrijven die een ICO doen, anticiperen op een waardestijging van de tegoedbon en investeerders gaan daar steeds vaker in mee.
Onze nationale waakhond, de AFM, waarschuwt tegen deze cryptobeursgangen, zoals het FD schrijft:
"het zijn "de ideale voedingsbodem voor oplichters." Iedereen met een internetverbinding kan een ICO organiseren. Het anonieme karakter van de transacties maakt geavanceerde piramidespelen mogelijk en het aantrekkelijk om crimineel geld te witwassen. De toezichthouder wijst ook op overschatting van de verwachte rendementen."
Wat dit laatste betreft moet je dat bij ICO Headstart inderdaad maar afwachten. De waarde van een token, dat bij Headstart de mooie naam MOAT (Mother of All Tokens) heeft, is direct gekoppeld aan de te behalen winsten via de projecten die via Headstart worden gefinancierd.
Van de mogelijke winst wordt 10% gestoken in de financiering van nieuwe projecten en wordt 80% gebruikt om de MOATS terug te kopen van de houders van deze tegoed bonnen.
De waarde van de MOATS wordt vastgesteld na het beëindigen van de financieringsronde van Headstart.
Het blijft een beetje puzzelen hoe Headstart zijn geld gaat verdienen. Op de website is te vinden dat de gefinancierde projecten verplicht zijn een bepaald percentage van de door hen via Headstart uitgegeven tokens terug te kopen.

Je mag aannemen dat Headstart hierop zijn winst maakt.
Zoals gebruikelijk bij dit soort proposities geeft Headstart geen echt prospectus met een businessplan, wel is er eenWhite Paper die op de website te vinden is, maar daar is weinig te vinden wat op een echt zakelijk plan lijkt.
Dat betekent dat het dan vooral de deskundigheid en ervaring van het managementteam is die enige zekerheid kan bieden.

Het management
Op de website is een overzicht gegeven van de belangrijkste leden van het team (overigens zonder CV).
Natuurlijk kent iedereen wel Dirk Scheringa en dat is nu niet bepaald een opkikker voor mijn vertrouwen in de toekomst van Headstart.
De teloorgang van DSB Bank is voor een groot deel aan zijn rol als bestuurder te danken en dat is geen aanbeveling.
Daar komt nog bij dat volgens het FD Dirk niet veel ervaring heeft met de cryptowereld en zijn Engels nog moet bijspijkeren omdat de voertaal in het bedrijf Engels is.

Dan zien we Hans van Goor genoemd worden als Chief Compliance Officer.
Ik denk niet dat hij veel verstand heeft van digitale valuta maar hij was wel  de rechterhand van Scheringa in de directie van DSB als chief operating officer. Hopelijk is zijn Engels beter dan dat van Dirk, maar of hij in staat is de nieuwe te financieren projecten door Headstart goed te beoordelen valt te betwijfelen.

Dan worden nog genoemd:
  • Martin Bylsma (chief operational officer): vooral thuis in multi level marketing (een piramidespel zoals Herbalife) o.a. bij Vemma en Agel Enterprises (Netherlands) BV.
  • Ron van der Does (chief trading officer): voormalig handelaar in vreemde valuta
Evenmin twee personen met kennis en ervaring op het gebied van digitale valuta.

Bijzonder is wel de expertise van Bylsma op het gebied van multi level marketing, ofwel netwerkmarketing. Dat is een bedrijfsmodel waar een piramide van zelfstandige verkopers inkomsten verwerft door directe verkoop van producten en door werven van nieuwe verkopers.
Wat dat met Headstart te maken heeft is niet echt duidelijk, maar we zien deze bedrijfservaring ook terug bij de oprichters en aandeelhouders (via Google):
  • Nawid Habib:  wordt genoemd als een van de betrokkenen van het inmiddels failliete Levilon, een piramidespel voor de verkoop van electronische sigaretten;
  • Aleksander Martinovic: betrokken bij OXII Nova BV, een Herbalife-achtig concept voor de verkoop van electronische sigaretten (overigens een opvolger van Levilon). Een van de oprichters is opvallend genoeg ook Nawid Habib;
  • Clyde Tjauw Foe: professioneel pokerspeler en als aandeelhouder eveneens betrokken bij OXII Nova.
Iedereen verdient het voordeel van de twijfel, maar deze vreemde mix van kennis en ervaring maakt mij niet gerust.
De directie van het piramidespel OXII Nova, bestaat uit Aleksandar Martinovic, Nawid Habib en Seyed Mozafar Niazi. Namen die we ook weer terugzien bij de opsomming van het Team van ICO Headstart op hun website.
Toevalligerwijs (?) is het kantooradres van OXII NOVA hetzelfde als dat van ICO Headstart en wel Oude Middenweg 17, Den Haag.

Conclusie
U mag van mij best een gokje wagen, maar u kan ook naar Holland Casino gaan.
Dat is misschien ook wel gezelliger.
Aan digitale valuta en digitale beursgangen kleven nogal wat risico's.
Als er dan, in het geval van Headstart ook nog getwijfeld kan worden aan de invulling van goed bestuur en de achtergrond van de oprichters is het met de governance ook niet echt in orde.
Alleen al het feit dat een aantal leden van het team van ICO Headstart hun geld verdiend hebben met piramidespelletjes, ten kosten van duizenden gedupeerden lijkt me al reden genoeg om deze investering te mijden. 
Misschien weet Dirk wel dat het Engelse "Headstart" de betekenis heeft van "voorsprong bij de start."
Zoals ik het zie staat Headstart echter gelijk al op achterstand.
Misschien iets duidelijker: niet doen, je bent je geld gewoon kwijt.

dinsdag 31 oktober 2017

De zaak van de gevlogen aandeelhouders

Een paar dagen geleden stond er in het Financieele Dagblad van 26 oktober een artikel met de opvallende titel "De gemiddelde aandeelhouder is na vijf maanden alweer gevlogen".
De krant had berekend hoe lang aandeelhouders hun stukken gemiddeld vasthouden. Ik citeer:
"Daaruit blijkt dat er nauwelijks bedrijven zijn die aandeelhouders voor een jaar aan zich kunnen binden. Bij een AEX-fonds worden aandelen gemiddeld 5,3 maanden na aankoop weer van de hand gedaan. In de Midkap ligt dat gemiddelde op 8,8 maanden."
Daardoor is de figuur van de betrokken aandeelhouder, die zich vastlegt voor de langere termijn een onrealistische droom. De gemiddelde aandeelhouder is een kortetermijndenker.
De toonzetting van het hele artikel duidt op een opvallende en spectaculaire uitkomst maar is gebaseerd op drijfzand.

"Onderzoek" deugt niet
In het artikel valt te lezen dat voor het onderzoek is geput uit de gemiddelde dagelijkse handelsvolumes en die te vergelijken met de hoeveelheid uitstaande aandelen. Dat heeft men vervolgens gedaan voor een periode van 10 maanden.
De enige conclusie die men uit de bevindingen kan trekken is dat een aandeel gemiddeld na 5 maanden opnieuw verhandeld wordt.
Dat is niet hetzelfde als de mededeling dat de aandeelhouder gemiddeld 5 maanden een aandeel in bezit houdt.
Men verwart kort gezegd omloopsnelheid met aanhoudtijd.
Het gegeven dat de een aandeel gemiddeld elke 5 maanden verhandeld wordt is ook niet zo nieuw als het artikel doet lijken. Ook in andere landen zien we een soortgelijke trend en is de berichtgeving oud nieuws en zeker geen uniek  "Nederlands" fenomeen.

 Overigens had de journalist beter de resultaten van een onderzoek door Frans de Roon en Alfred Slager van de Universiteit van Tilburg kunnen bestuderen. Deze hebben bekeken hoe lang pensioenfondsen en vermogensbeheerder Nederlandse aandelen in de portefeuille houden.
Daaruit blijkt dat meer dan 80|% van de omvang van de portefeuilles, vijf jaar of langer wordt aangehouden.
De onderzoekers concluderen fijntjes:

"De belangrijkste bevinding is dat de resultaten niet de indruk bevestigen die soms ontstaat dat institutionele beleggers korte termijn beleggers zijn. Een opsplitsing naar periodes geeft een vergelijkbaar beeld – de gemiddelde periode dat een Nederlands aandeel wordt aangehouden is sinds 2007/8, het begin van de financiële wereldwijde crisis, niet korter geworden." 
Conclusie
Ik zou niet al te vlug in een krantenartikel spreken over "onderzoek", want je loopt het risico dat je activiteiten dan inderdaad langs de maatlat van goed onderbouwd methodologisch verantwoord onderzoek worden gelegd.
Ik kan nu niet anders concluderen dat men op basis van domme denkfout een verhaal heeft opgeblazen voor de voorpagina.
Dat is slecht onderzoek en ook slechte onderzoeksjournalistiek.

donderdag 28 september 2017

Derde druk Grondslagen van Corporate Governance

Met veel genoegen kan ik u mededelen dat de derde herziene druk van het leerboek "Grondslagen van Corporate Governance" inmiddels is verschenen.
Sinds de verschijning van de tweede editie in 2013 zijn er de nodige ontwikkelingen geweest die aanleiding waren tot een herziening.


Zoals in het Woord vooraf te lezen valt . . 
"Sinds het gereedkomen van de tweede druk in 2013 is er op het gebied van corporate governance veel veranderd.
Niet alleen waren er spraakmakende zaken in de publieke sector zoals bij Fugro, PostNL, Volkswagen, Delta Lloyd e.d..
Ook de semi-publieke sector had te maken met een aantal geruchtmakende zaken zoals bij de Fyra, Meavita e.a.

Daarbij heeft ook de wetgever gezorgd voor tal van wijzigingen en vernieuwingen in wetgeving die van belang zijn behoorlijk ondernemingsbestuur. Te denken valt o.a. aan de nieuwe bonuswetgeving, de nieuwe regelgeving Wet huis voor klokkenluiders, meer inspraakrechten voor de ondernemingsraad voor wat betreft (top)beloningen, invoering van een civielrechtelijk bestuursverbod e.d.
Voor wat betreft de gedragscodes zijn de UK Corporate Governance Code en de Nederlandse Corporate Governance Code herzien.
Voor wat het laatste betreft heeft de Commissie Van Manen de Code volledig herzien. Het centrale thema is een voorgeschreven focus op lange termijn waardecreatie. Grote aanpassingen van de Code zijn majeure wijzigingen in het regelgevend kader voor beursbedrijven en hun stakeholders.

Het accountantsberoep had te maken met de invoering van de uitgebreide controleverklaring en nieuwe auditregels m.b.t. de wettelijke controle van jaarrekeningen vanuit de Europese Unie die d.m.v. de Implementatiewet zijn ingevoerd vanaf medio 2016.
Op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen verscheen het definitieve Integrated Reporting raamwerk van de IIRC en de richtlijn vanuit de Europese Commissie dat ondernemingen met meer dan 500 werknemers meer moeten gaan publiceren over Maatschappelijk Verantwoord ondernemen. In dat kader wordt er steeds meer voortgang geboekt op het gebied van Integrated Reporting.


Naast actualisering van het boek is er ook gekeken naar de relevantie van de behandeld cases in het boek. De ontwikkelingen van de laatste jaren hebben gezorgd voor een aantal interessante nieuwe gevallen."


Grondslagen van Corporate Governance is het meest gebruikte inleidende boek over behoorlijk ondernemingsbestuur en wordt aan vele instellingen in het hoger onderwijs en andere opleidingen voorgeschreven.
Ik ben daar blij mee, want het is een goede aansporing om het vele werk dat het boek met zich meebrengt, te blijven doen.

donderdag 21 september 2017

Elliot vs. AkzoNobel: een tussenstand

De overnamestrijd
AkzoNobel kreeg te maken met een overnamebod van concurrent PPG op de aandelen.
Dat bod werd door Akzo driemaal van de hand gewezen ondanks een aantal verhogingen door PPG. Na afwijzing van het laatste vijandige bod besloot PPG de strijd op te geven.
Akzo werd gesteund door politici en bedrijfsleven, die vreesden voor een uitverkoop van Nederlandse multinationals.
De tegenstand van Akzo veroorzaakte de woede van een aantal aandeelhouders, waaronder hedgefund Elliot, die een forse winst hadden kunnen maken op hun aandelen in Akzo als gevolg van de overname.
Dat wilden zij vooral bereiken door het bijeenroepen van een bijzondere aandeelhoudersvergadering met als agendapunt het afzetten van Anthony Burgmans, de voorzitter van de raad van commissarissen die door hen werd gezien als de belangrijkste tegenstander van het overnamebod van PPG.
Akzo weigerde echter in te stemmen met dat verzoek.

Daarom spande Elliot samen met enkel andere grote aandeelhouders meerdere rechtszaken aan tegen de Nederlandse onderneming.
Bij de Ondernemingskamer in mei werd een eis afgewezen om Akzo te dwingen alsnog met PPG om tafel te gaan.
De Ondernemingskamer oordeelde dat AkzoNobel het verzoek tot het houden van een bava met als enig agendapunt het ontslag van Burgmans als commissaris van AkzoNobel kon afwijzen omdat dat verzoek feitelijk was gericht op het uitoefenen van zeggenschap over de strategie van AkzoNobel, terwijl het bepalen van de strategie is voorbehouden aan het bestuur, onder toezicht van de raad van commissarissen. De Ondernemingskamer stelt daarbij voorop dat het bestuur bestuurt, onder toezicht van de raad van commissarissen. In principe hoeven het bestuur en de raad van commissarissen alleen achteraf verantwoording af te leggen aan de algemene vergadering. Meer specifiek overweegt de Ondernemingskamer dat het beoordelen van de voorstellen van PPG binnen het primaat van het bestuur viel en dat niet is gebleken dat het bestuur dat niet zorgvuldig heeft gedaan. 
Eind juli stonden beide partijen opnieuw tegenover elkaar in de rechtszaal bij de voorzieningenrechter. Na het terugtrekken van PPG ging het ditmaal over de vraag om een bijzondere aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen die zou moeten stemmen over de positie van commissaris Anthony Burgmans. Dat verzoek werd door de voorzieningenrechter “prematuur” en “voorbarig” genoemd, vooral omdat Akzo had besloten een Bava uit te schrijven met als belangrijk punt dat het bestuur en de raad van commissarissen verantwoording zouden afleggen over het gevoerde beleid en het toezicht daarop. De rechter stelt:
"Op basis van een afweging van zowel de belangen van de aandeelhouders als die van AkzoNobel, concludeert de rechter dat AkzoNobel met de bava van 8 september gedeeltelijk tegemoet komt aan de wensen van de aandeelhouders en dat nu eerst de uitkomst van die vergadering moet worden afgewacht. Door op voorhand een vergadering bijeen te roepen waarin over het ontslag van de RvC-voorzitter wordt gestemd, zou te veel op de zaken vooruit worden gelopen. Het verzoek van Elliott en York is dus prematuur, zo oordeelt de rechter.
Na de vergadering van 8 september is het aan de aandeelhouders om conclusies te trekken en eventuele vervolgstappen te zetten."
Al met al een kostbaar proces.
Zo waren er twintig advocaten in de weer bij het proces voor de Ondernemingskamer.
Wat resulteerde in een indrukwekkend "tableau de la troupe."
Bij de Voorzieningenrechter waren er nog maar vier advocaten betrokken.
De hoge tarieven kennende van de advocaten van de Zuidas moet dan een kostbare zaak zijn geweest.

Conflict bijgelegd
In augustus is het conflict tussen Elliot en AkzoNobel bijgelegd.
Elliot steunt de voordracht van de nieuwe topman Thierry Vanlacker en het doorzetten van de afsplitsing van de chemicaliëntak van Akzo. Daarnaast worden alle juridische procedures opgeschort.

Op zijn beurt benoemt Akzo drie nieuwe commissarissen. Twee daarvan, de ervaren Britten Sue Clark en Patrick Thomas hebben de steun hebben van Elliot, hoewel ze geen banden hebben met het hedgefunds. Voor de selectie van de derde commissaris gaat Akzo zijn grootaandeelhouders "raadplegen." Dat betekent met zoveel woorden dat grootaandeelhouder Elliot (met 10% van de aandelen) een bevriende commissaris krijgt.
Deze toch wel onverwachte wapenstilstand maakt voorlopig een einde aan een bittere machtsstrijd die bijna een half jaar heeft geduurd en een landelijke discussie heeft losgemaakt over de bescherming van belangrijke Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen tegen ongewenste belagers en agressieve aandeelhouders.

Bedenktijd?
Activistische aandeelhouders roepen weerstand op en niet alleen bij het bestuur en commissarissen van een vennootschap die de activisten samen met een overnemende partij op de korrel nemen.
Minister Kamp is van mening dat hij ondernemingen een wettelijke bedenktijd wil geven bij ongewenste overnames. Daarmee schaarde hij zich aan de zijde van enkele bedrijfscommissarissen waaronder Hans Wijers, Jeroen van der Veer, Jan Hommen en Peter Wakkie die opriepen tot een "time-out' van een jaar.
Weer alle reden voor een hoorzitting / rondetafelgesprek in de Tweede Kamer.
Een naar mijn mening warrige discussie, met veel meningen en weinig feiten.
Een belangrijk argument daarbij is dat de voorstanders van mening zijn dat "activistische aandeelhouders" puur voor kortetermijngewin gaan.
Niet helemaal overtuigend in het geval van AkzoNobel want de overname werd ingezet door concurrent PPG en niet door aandeelhouders. Dat een deel van hen van mening waren dat het bod van PPG wel degelijk waarde had doet daar niets aan af.
Sterker nog een activist kan wel degelijk gelijk hebben door er volkomen terecht op te wijzen dat een onderneming inefficiënt is georganiseerd of achterloopt bij de concurrentie.
De versnelde verkoop van de chemietak van Akzo is in dat opzicht pikant en op te vatten als het bewijs dat het bestuur te lang heeft gewacht met het doorhakken van knopen.

Niet alle beursondernemingen in Nederland worden worden even goed geleid.
Ook vergeet men dat de disciplinerende werking van aandeelhouders met dit voorstel dreigt te worden gefrustreerd. Wat het voorstel van Kamp bereikt is dat met een time-out van een jaar luie bestuurders worden gecreëerd. In de woorden van collega Huub Willems:
"Een time-out van een jaar is weinig zinvol. Dat zou kunnen betekenen dat je een jaar lang een eventueel slecht functionerend bestuur en de commissarissen in het zadel houdt. En die hoeven zich dan nergens wat van aan te trekken. Wat is dan nog de waarde van de disciplinering om het fatsoenlijk te doen? Als bestuur ga je dan gewoon een jaar zitten njetten."
Daarbij kunnen aandeelhouders niet zomaar van alles eisen.
AkzoNobel is daarvan een goed voorbeeld. Het hoefde geen bijzondere aandeelhoudersvergadering uit te schrijven en hoefde ook niet te onderhandelen met PPG.
Aandeelhouders hebben uiteindelijk niet zo veel te vertellen.
De perceptie dat aandeelhouders de baas zijn klopt niet, zoals Huub Willems en Jaap Winter in het Financieele Dagblad betogen.

Nog niet gebruikte bescherming door AkzoNobel
Zoals deze casus bewijst is Akzo helemaal niet zo weerloos tegen een vijandig bod en activistische aandeelhouders. Bovendien heeft Akzo nog geeneens optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare verdedigingsmiddelen.

De gedachte van de time-out ligt al in de nieuwe corporate governance code besloten, zoals opgesteld door de commissie-Van Manen.
Het bestuur kan een responstijd van 180 dagen inroepen als aandeelhouders onderwerpen agenderen of een vergadering willen bijeenroepen die kunnen leiden tot een strategische koerswijziging, bijvoorbeeld het ontslag van bestuurders of commissarissen.
Akzo heeft hiervan geen gebruik gemaakt maar de weg gekozen van het stellig afwijzen van het bijeenroepen van een bijzondere aandeelhoudersvergadering en het oordeel overgelaten aan de rechter.

Ook heeft Akzo nog een unieke verdedigingswal in de vorm van de Stichting AkzoNobel die in 1926 werd opgericht. Deze stichting heeft 48 prioriteitsaandelen in Akzo en heeft daarmee het recht om de samenstelling van de raad van bestuur en de raad van commissarissen te bepalen door middel van een bindende voordracht.
Een overname voorkomen kan de stichting nietwaar het wordt wel een stuk onaantrekkelijker om Akzo in te lijven. Een overnemende partij koopt dan immers een bedrijf waar ze geen enkele invloed heeft op de benoeming van de toporganen.
Voor de goed orde: dat benoemingsrecht is uniek in Nederland. Sinds 1928 mogen bindende voordrachten worden doorbroken door aandeelhouders met een gekwalificeerde meerderheid (art. 2:133 lid 2 BW). Alleen bestaande gevallen werden in 1928 ontzien en daarvan was Akzo er toen een van. Die uitzondering is met nieuwe wetgeving geprolongeerd.

Een kleine kanttekening bij deze constructie: aandeelhouders hebben altijd het recht om bestuurders en commissarissen te ontslaan ook al zijn ze door de stichting voorgedragen. Daarbij geldt ook hier dat dit vermoedelijk pas slaagt als er serieus is gepraat met de biedende partij. Ook kunnen aandeelhouders beslissen om de statuten te wijzigen en daardoor de stichting op te heffen.
Tenslotte kan Akzo nog besluiten om een aandelenemissie te doen, de Witte Ridder constructie. Door zo'n 10 tot 20% van het bestaande aandelenkapitaal uit te geven en te plaatsen bij een bevriende partij wordt de belemmering om alle aandelen in handen te krijgen een stuk groter.

Wanneer slaagt een machtigingsverzoek tot een bijzondere aandeelhoudersvergadering?
Uit de vonnissen van de Ondernemingskamer en de voorzieningenrechter blijkt dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
  1. de eiser of verzoekers moeten ten minste 10 procent van de uitstaande aandelen hebben;
  2. het bestuur en de raad van commissarissen moeten vooraf schriftelijk worden verzocht tot bijeenroeping van een vergadering van aandeelhouders met een nauwkeurige opgave van de agendapunten (het zogenaamde "shareholders request";
  3. noch het bestuur, noch de raad van commissarissen heeft de nodige maatregelen getroffen om de vergadering binnen acht weken na het verzoek plaats te laten vinden, of hebben het verzoek afgewezen;
  4. het verzoek kan feitelijk niet gericht zijn op het uitoefenen van zeggenschap over de strategie, omdat dit is voorbehouden aan het bestuur, onder toezicht van de raad van commissarissen
  5. de verzoekers dienen een redelijk belang te hebben bij het houden van een vergadering, zoals bedoeld in art. 2:111 BW. Dat belang moet vervolgens worden afgezet tegen het belang van de vennootschap.
Wat het laatste betreft oordeelt de voorzieningenrechter dat het redelijk belang ontbreekt omdat eerst het gevoerde beleid aan de orde moet komen en dat er daarna pas over mogelijke sancties kan worden gesproken.
Beide vonnissen volgen de lijn die ook is ingezet in de zaak van Boskalis tegen Fugro. Over onderwerpen die niet tot de bevoegdheid horen van aandeelhouders hoeft niet te worden gestemd, maar deze kunnen wel ter bespreking op de agenda worden gezet.
Er hoeft geen bijzondere aandeelhoudersvergadering te worden ingesteld als het gaat om een zaak die niet tot de bevoegdheid van aandeelhouders behoort.
Wel merk ik op dat het volgens mij wel mogelijk is een vergadering bijeen te laten roepen om over In diaverband citeer ik de de heer Burgmans, voorzitter van de raad van commissarissen van Akzo Nobel in het Financieele Dagblad van 25 juli 2017:
'"je hebt als aandeelhouder het recht om een agendapunt aan te vragen, maar het bestuur heeft het recht om dat af te wijzen."    
Een citaat dat niet gebaseerd is op de juridische werkelijkheid die vooral gebaseerd is op de
Europese richtlijn over aandeelhoudersrechten (Richtlijn 2007/36/EG).
Art. 6 lid1 van de Richtlijn verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat aandeelhouders het recht hebben een punt te plaatsen op de agenda van de aandeelhoudersvergadering  en dat zij ook het recht hebben om ontwerpresoluties in te dienen.

Om verwarring te voorkomen is het ook goed op te merken dat Elliot e.a. twee verschillende routes hebben gekozen om een aandeelhoudersvergadering af te dwingen.
De eerste verliep via de Ondernemingskamer in het kader van een enquêteverzoek waarbij werd gevraagd om AkzoNobel bij wijze van onmiddellijke voorziening te bevelen een bijzondere aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen.
De tweede fout liep via de voorzieningenrechter en werd deze om een vervangende machtiging gevraagd.
Reden hiervan lijkt te zijn dat Elliot in eerste instantie niet voldoende aandelen hield om bij de voorzieningenrechter terecht te kunnen (volgens de beschikking van de Ondernemingskamer hield zij 4,89% van de aandelen, maar samen met The Liverpool Limited Partnership wel genoeg voor een enquêteprocedure.

Tussenstand?
Ik gebruik bewust het woord tussenstand in de titel van dit weblog, omdat ik denk dat AkzoNobel nog niet van Elliot en PPG af is.
Vanaf 1 december mag PPG een nieuw bod overwegen op een AkzoNobel dat na de beloofde afsplitsing van de chemietak een hapklare brok is.
De verfdivisie van Akzo presteert relatief matig t.o.v. de concurrentie en is rijp voor een mogelijke overname.
Gezien de politieke weerstand tegen een overnam van AkzoNobel vraag ik me overigens af waarom we in ons land zo nonchalant doen over de verkoop van "het kroonjuweel" chemie, met zijn hoogwaardige technologie.

donderdag 14 september 2017

Accountantsonderzoek corporate governance verklaring uitgebreid

Met ingang van het boekjaar 2017 hebben de controlerende accountants een uitgebreidere rol bij de corporate governance verklaring in het bestuursverslag.
Dit is het gevolg van de wettelijke verankering van de nieuwe corporate governance code zoals gepubliceerd in het Staatsblad op 7 september 2017.
De minister heeft in het besluit tot verankering van de Code van Manen bepaald dat de accountant de governance verklaring op dezelfde manier moet toetsen als de rest van het bestuursverslag.

In de oude situatie ging de accountant na of de corporate governance verklaring alle wettelijk verplichte elementen bevatte (aanwezigheidstoets) en of bepaalde elementen hieruit verenigbaar waren met de jaarrekening.
In de nieuwe situatie gaat de accountant na of de verklaring alle voorgeschreven elementen bevat en of de verklaring verenigbaar is met de jaarrekening. Daarbij dient de accountant nu ook materieel onjuistheden te signaleren in de corporate governance verklaring.
De toelichting van de minister als reactie op kamervragen stelt:
"Naar aanleiding van dit verzoek zal ik het ontwerpbesluit aanpassen zodat de accountant alle onderdelen van de verklaring inzake corporate governance toetst op dezelfde wijze als het bestuursverslag waarvan de verklaring deel uitmaakt. Het onderzoek van het bestuursverslag houdt in dat de accountant in het kader van de controle van de jaarrekening nagaat of het bestuursverslag conform de wettelijke vereisten is opgesteld en met de jaarrekening verenigbaar is. Ook dient de accountant te onderzoeken of er, in het licht van de tijdens het onderzoek van de jaarrekening verkregen kennis en begrip omtrent de rechtspersoon en zijn omgeving, materiële onjuistheden in het bestuursverslag zijn opgenomen (vgl. artikel 2:393 lid 3 BW). Deze aanpassing heeft tot gevolg dat de accountant bij zijn onderzoek van het bestuursverslag ook de daarin opgenomen verklaring inzake corporate governance in zijn geheel toetst op de informatie die hem tijdens zijn onderzoek van de jaarstukken ter kennis is gekomen. Dit biedt aan gebruikers meer zekerheid over de betrouwbaarheid van de informatie. Deze wijziging sluit ook aan bij de wijze waarop de accountant de niet-financiële verklaring toetst die door grote organisaties van openbaar belang in het bestuursverslag moet worden opgenomen (vgl. artikel 5 van het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie)."
 Ik merk daarbij op dat de accountant hiermee aan hogere eisen moet gaan voldoen. Niet alleen in termen van meer werk om de conclusie te onderbouwen maar ook is er meer kennis dan voorheen nodig van het vakgebied corporate governance.

Het is opvallend dat deze wijziging mede tot stand is gekomen op aandringen van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), die al begin dit jaar een brochure heeft uitgebracht wat er door de uitgebreidere rol van de accountant bij het bestuursverslag verandert.
Klaarblijkelijk heeft het NBA daarbij kennelijk vergeten hoe de accountant aan de benodigde kennis gaat komen om de corporate governance verklaring goed te kunnen controleren.
In de nieuwe eindtermen voor de opleiding tot accountant is het vak Corporate Governance helaas verdwenen en vervangen door een "stream" die . . . "als een rode draad door de opleiding loopt."
In de eindtermen staat te lezen dat:
"Corporate governance is een thema dat bij alle kernvakgebieden, Management Accounting & Control, Strategie, Leiderschap en Organisatie, Recht en Financiering, aan de orde komt."
Hoeveel studiepunten deze rode draad verdient is overigens niet opgegeven en dat laat men kennelijk aan de opleiding over.
Mijn kritiek over de handelwijze heb overigens al eens eerder geuit, voor dat de zwaardere rol bij de governance verklaring aan de orde kwam.

Ik vind het nogal onverstandig van de NBA om te lobbyen voor een zwaardere rol voor de accountant op het gebied van corporate governance, terwijl men nalaat de onderwijsinspanning op dat gebied te vergroten, ja zelfs drastisch verkleint.
De beroepsorganisatie is kennelijk van mening dat de accountant een belangrijke rol speelt in het toezien op goede corporate governance en het adviseren daarover.
Dat betekent dat er binnen de opleiding voor accountants ook de nodigde aandacht aan dit vakgebied moet worden besteed, anders kun je deze nieuw taak niet goed vervullen.
In dat licht bezien zijn de eindtermen dringend aan revisie toe.

Misschien mag ik er in dit verband nog eens op wijzen dat er in ieder geval een uitstekend en actueel leerboek beschikbaar is. Grondslagen van Corporate governance is nog steeds het enige Nederlandse leerboek op dit gebied.
Ik kan het alle accountants van harte aanbevelen.

Weer terug!!

Zoals u hebt gemerkt is dit weblog enige tijd niet bijgewerkt.
Ik had het helaas te druk met allerlei andere zaken.
Zo moest er hard worden gewerkt aan de derde druk van mijn boek Grondslagen van Corporate Governance.
Daarna werd mijn echtgenote een aantal maanden voor een longrevalidatie opgenomen.
Vervolgens kreeg ik ook nog eens last van een schrijversblok, ik had gewoon niet meer de inspiratie om mijn gedachten uit te werken in een weblog.

Vanaf vandaag gaan we weer vol energie aan de slag en wil ik minstens elke week met een bijdrage komen.

woensdag 10 mei 2017

AkzoNobel voor de Ondernemingskamer?

Omdat AkzoNobel voor de derde keer een bod van concurrent PPG heeft afgewezen stapt aandeelhouder Elliott Advisors naar de rechter.
Elliott wil via de rechter afdwingen dat er een bijzondere vergadering van aandeelhouders (bava) bijeengeroepen wordt waarin moet worden gestemd over het aftreden van president-commissaris Burgmans. Ook verzoekt Elliot om een supercommissaris aan te stellen die op de Bava moet toezien.
Daarnaast wordt er om een enquete gevraagd naar het recente beleid bij AkzoNobel rond de biedingen van PPG. Er is volgens Elliot reden te twijfelen aan een juist beleid in het belang van de vennootschap. Akzo heeft geen constructief beleid gevoerd in het overleg en dat is een flagrante schending van de fiduciaire verplichtingen en de Nederlandse wet.
We zullen moeten afwachten hoe de Ondernemingskamer op dit verzoek gaat reageren.
Laat ik me in dit blog concentreren op de vraag of Akzo een Bava had moeten bijeenroepen.

De aandeelhoudersvergadering
Op grond van wetgeving (art. 2:108 lid 1 BW) zijn bestuur en commissarissen ten minste eenmaal per jaar verplicht om verantwoording en rekenschap af te leggen aan de aandeelhouders tijdens de jaarlijks terugkerende algemene vergadering van aandeelhouders (AVA).
Naast de gewone algemene vergadering van aandeelhouders kan ook sprake zijn van een bijzondere aandeelhoudersvergadering. Deze bijzondere vergadering kan tussentijds plaatsvinden op verzoek van zowel aandeelhouders als directie. Dit gebeurt met name op het moment dat er binnen de onderneming belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden waar instemming van de aandeelhouders voor nodig is. Denk hierbij aan fusies, directiewijzigingen of grote investeringen. De wijze van oproeping en stemming behoort in de statuten van de onderneming te zijn geregeld.

Ik merk overigens op dat de mogelijkheid om een Bava aan te vragen ook wettelijk is geregeld. Aandeelhouders die alleen dan wel gezamenlijk ten minste 10 procent van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen kunnen door de rechter op hun verzoek worden gemachtigd tot bijeenroeping van een aandeelhoudersvergadering. De statuten kunnen een lagere drempel bevatten (art. 2:110 BW).

Het opvallende bij Akzo is dat de mogelijkheid tot het bijeenroepen van een bava niet in de statuten is opgenomen. Dat is een opvallende zaak want bij de meeste beursgenoteerde vennootschappen is dat wel het geval, omdat er nu eenmaal sprake is van een wettelijke verplichting.
Betekent dit dat Elliot op 10 april al een fout heeft gemaakt door een bava aan te vragen bij AkzoNobel zelf? Nee, niet helemaal, want het staat het bestuur vrij een dergelijk verzoek op zijn merites te beoordelen en mogelijk af te wijzen.
Als deze mogelijkheid niet in de statuten staat en het bestuur wijst het verzoek af dan moet Elliott de aanvraag indienen bij de rechter.

Even curieus is dat Elliott nu het verzoek indient bij de Ondernemingskamer. Ik ben geen jurist maar ook dat lijkt me een verkeerde aanpak. Als het recht tot een bava niet in de statuten is opgenomen dient men dat verzoek bij de voorzieningenrechter in kort geding indienen en niet bij de Ondernemingskamer. Die zou pas kunnen worden ingeschakeld als een onderneming in strijd met zijn statuten een bava zou weigeren.

Recht van agendering
Naas het recht een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen hebben aandeelhouders ook het recht tot agendering. Aandeelhouders die alleen dan wel gezamenlijk ten minste drie procent van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen hebben het recht om onderwerpen ter behandeling in de algemene vergadering voor te dragen (art. 2:114a BW).
Aandeelhouders hebben hierdoor de mogelijkheid om het bestuur en commissarissen ter verantwoording te roepen over onderwerpen die voor hen belangrijk zijn. Bestuur en commissarissen kunnen hierdoor de discussie niet meer ontlopen door een dergelijk onderwerp niet op de agenda te zetten. Wel bestaat er een wettelijke termijn van zestig dagen voor een dergelijk verzoek om te reageren.

Ook de Nederlandse Corporate Governance Code besteedt aandacht aan dat recht tot agendering.
Volgens de Code moet de aandeelhouder eerst in overleg treden met het bestuur (Code 4.1.6). Wanneer het een onderwerp betreft dat kan leiden tot een wijziging van de strategie heeft het bestuur de mogelijkheid een redelijke termijn in te roepen om te reageren (responstijd). Indien het bestuur een responstijd inroept is dit een redelijke periode die niet langer duurt dan 180 dagen (Code 4.1.7).
De mogelijkheid tot het inroepen van een responstijd geldt ook indien er sprake is van het bijeenroepen van een algemene vergadering op grond van art. 2:110 BW.

Weigeren verzoek om de inhoud?
AkzoNobel wees het verzoek af en:
noemt de oproep van Elliott 'onacceptabel' en een groot risico voor alle 'stakeholders', onder wie de aandeelhouders. Het idee om Burgmans te vervangen zou 'onverantwoord' zijn, 'buiten alle proporties' en kan 'schade' toebrengen aan AkzoNobel.
Dit roept dan wel de vraag op of AkzoNobel een verzoek tot agendering kan afwijzen op basis van de inhoud.
Zoals in een eerder weblog besproken over de casus van Fugro, kan een agenderingsverzoek niet worden geweigerd vanwege de inhoud ervan. Dat is in strijd met de Europese Richtlijn Aandeelhouders. die niet toelaat dat agenderingsverzoeken inhoudelijk worden getoetst.
Zoals ik toen schreef:
"Zo'n weigeringsmogelijkheid is in feite ook niet nodig.
Indien het bestuur het niet eens is met het agendapunt, of ontwerpresolutie, dan kan het in de aandeelhoudersvergadering proberen de aandeelhouders daarvan te overtuigen. Wordt een resolutie aanvaard dan kan het bestuur besluiten deze naast zich neer te leggen, al of niet met een beroep op art. 2:8 BW (redelijkheid en billijkheid van partijen jegens elkaar)."
Gezien de verhoudingen binnen de aandeelhouderskring betwijfel ik overigens of het voorstel van Elliot ook maar enige kans van slagen had gehad.

Conclusie
Het is voor mij wel duidelijk dat Elliott er alles aan gelegen is dat AkzoNobel het bod van PPG accepteert. Dat is vanuit hun optiek ook wel logisch omdat het hedgefonds sinds maart een aardig aandelenbelang heeft opgebouwd en daar graag winst op wil maken en dat kan alleen als PPG slaagt in zijn bod.
Daarbij wordt geen enkel middel geschuwd, ook niet een persoonlijke aanval op een bekwame en integere voorzitter van de raad van commissarissen.

Ik betreur dat, want het belang van een activistische aandeelhouder weegt voor mij veel minder zwaar dan het belang van AkzoNobel.
Als bestuur en commissarissen van mening zijn dat een zelfstandig voortbestaan beter is dan een overname door PPG dan dient daar de discussie over te gaan.
Het gestook van een korte termijn beursspeculant mag een weloverwogen besluitvorming niet ondermijnen.

vrijdag 28 april 2017

Bod op AkzoNobel

De vijandige overnamepogingen bij Unilever en AkzoNobel hebben tot veel opschudding geleid in ons land.
Politici, VNO en een aantal bekende bedrijfsbestuurders komen met waarschuwende woorden over de teloorgang van onze Nederlandse iconen.
Er wordt dan ook aangedrongen op politieke maatregelen. Een wet bijvoorbeeld die een beursgenoteerd bedrijf een jaar rust gunt als een vijandige overname zich aandient.
Daarbij worden zware termen als aasgieren en activistisch hedgefonds niet geschuwd.
Misschien toch wel tijd voor enige bezinning?

De wetten van een kapitalistische samenleving
Als beursgenoteerde onderneming ben je onderhevig aan de tucht van de openbare kapitaal markt.
Dat betekent dat je aandelen vrijelijk worden verhandeld, inclusie de daaraan verbonden aandeelhoudersrechten.
Daarnaast ben je als onderneming in concurrentie met anderen die in dezelfde markt opereren.
Presteer je minder dan de concurrentie dan loop je het risico een overnameprooi te worden.

Dat was bij zowel Unilever als AkzoNobel het geval.
Beiden presteerden minder dan de concurrenten Kraft en PPG, gezien hun achterblijvende winstontwikkeling en koersverloop.
Gezien een overvloed aan kapitaal en een lage rente wordt het dan veel makkelijker om een stevig overnamebod neer te leggen.
Bedenk daarbij wel dat deze biedingen werden gedaan door concurrerende ondernemingen die heel goed weten wat er in de markt speelt. Het is wat goedkoop om te beweren dat de activistische aandeelhouders weer hun vuige trucjes uithalen.
In de strijd om marktaandeel zijn het wel bewust een stevige concurrent van Akzo die het spel op de wagen zet.
Natuurlijk is het zo dat er altijd speculanten zijn die dit een interessante mogelijkheid vinden om snel geld te verdienen.
Elliot is daar een goed voorbeeld van. In maart j.l. nam dit Amerikaanse hedgefonds een belang in Akzo met als plan daar goed aan te verdienen.
Daar is niets mis mee, maar Elliot heeft natuurlijk heel andere bedoelingen dan PPG.
Kort gezegd wil Elliot speculeren en PPG investeren.
Ook dat mag allemaal in een open economie want dat hoort nu eenmaal bij vrije marktwerking.

Bescherming?
Tot nu toe kan Akzo zich uitstekend redden zonder extra steun vanuit de overheid.
De bemoedigende woorden van minister Kamp dat de overname "niet in het belang van Nederland is" voegen daar weinig aan toe.
De minister gaat er domweg niet over, evenals het parlement.
Je kunt wel proberen de overnamedrang te beperken maar je houdt een eventuele vijandige overname nooit tegen.
Daar komt bij de Akzo voldoende beschermd is door een constructie met prioriteitsaandelen. Deze geven de stichting AkzoNobel het recht om de samenstelling van de raad van bestuur en raad van commissarissen van AkzoNobel te bepalen. Een overnemende partij koopt dan een bedrijf, waar ze geen enkele invloed heeft op het bestuur.
Daarnaast heeft het bestuur van Akzo al aangegeven dat ze beseffen dat de strategie moet worden bijgesteld. Dat doet het bestuur om de aandeelhouder tevreden te houden en om te voorkomen dat deze het bod van PPG zullen aan vaarden.
Of dat lukt is nog maar afwachten. In de afgelopen aandeelhoudersvergadering kwam het bestuur er redelijk ongeschonden uit.
Het zal echter wel een goed antwoord moeten geven op het laatste bod van PPG.

Praten?
Akzo heeft ook niet echt duidelijk gemaakt waarom het niet wil praten met PPG over het door hen uitgebrachte bod.
Dat maakt dat het tot nu toe volstrekt onduidelijk is wat nu precies het verschil is tussen de twee opties: overname door PPG of een zelfstandig verfconcern AkzoNobel, zonder chemietak.
Dat is uiteindelijk waar het om gaat. Op basis van welk scenario is de toekomst van het bedrijf het best verzekerd.
Dat is niet alleen in het belang van de aandeelhouders maar ook in het belang van alle stakeholders.

dinsdag 4 april 2017

Vonnis Ondernemingskamer in zaak Talpa tegen tegen Telegraaf Media groep

De Ondernemingskamer heeft alle eisen van De Mols bedrijf Talpa van tafel geveegd op 21 maart j.l.
Talpa probeerde via een gang naar de rechter alsnog een plek af te dwingen aan de onderhandelingstafel bij TMG, maar dat is niet gelukt.
Er komt geen supercommissaris en geen enquête. Volgens de rechter was er ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het gevoerde beleid bij TMG.
Voor de liefhebbers is het complete vonnis te vinden op de website van uitspraken.rechtspraak.nl.
Wat het vonnis betreft mijn complimenten voor een uitstekend leesbaar en begrijpelijk verhaal.
Ik zeg dit bewust, want ik ben geen jurist, en denk vaak dat juristen makkelijke zaken moeilijk maken door ingewikkelde redeneringen.
Dit vonnis leest makkelijk en is goed te volgen.
Ik zal het kort samenvatten.

Positie van Puijenbroek
Grootaandeelhouder van Puijenbroek heeft volgens de rechter goed gehandeld. Hij had weliswaar een tegenstrijdig belang als grootaandeelhouder maar heeft gehandeld in overeenstemming met de wettelijke regeling inzake tegenstrijdig belang.

Undertaking
Talpa was van mening dat er een overeenkomst lag die van Puijenbroek (VPE) er toe dwong zijn aandeel aan te bieden aan een hoger bod.
De rechter heeft dit standpunt van Talpa verworpen. Het staat VPE vrij om haar belang in TMG niet aan te bieden onder een hoger concurrerend bod als VPE van oordeel is dat aan bepaalde voorwaarden uit de Undertaking niet is voldaan.
De toezegging van VPE om haar aandelen aan te bieden onder een “superieur bod” worden geclausuleerd door daaraan drie voorwaarden te verbinden, waarvan twee, te weten dat het bod aanvaardbaar is voor TMG, haar onderneming en haar stakeholders en dat het bod een voldoende hoge graad van dealzekerheid heeft, afhankelijk zijn van het oordeel van VPE zelf daarover.

Level playing field
Volgens de rechter heeft het debat tussen partijen over het level playing field in het bijzonder betrekking op de vraag of TMG op 28 februari 2017 de gelijke behandeling van beide bieders kon en mocht beëindigen door voorrang te geven aan verdere onderhandelingen met het Consortium gericht op het bereiken van overeenstemming over het fusieprotocol.
Er was echter wel degelijk sprake van een gelijk speelveld omdat TMG gelijke toegang heeft geboden tot informatie van TMG.
Dat heeft de volgende vorm gekregen:
  • aan beide bieders is hetzelfde tijdspad voorgehouden;
  • de dataroom is voor beide bieders opengesteld;
  • beide bieders hebben evenveel tijd gekregen voor het uitvoeren van een due diligence;
  • de vragen van beide bieders in het kader van de due diligence zijn door TMG gelijktijdig beantwoord;
  • TMG heeft met beide bieders (afzonderlijk) dezelfde expert sessions gehouden;
  • aan beide bieders zijn dezelfde managementpresentaties gegeven;;
  • beide bieders zijn in de gelegenheid gesteld te spreken met de COR en de redactieraden van TMG.
Keuze TMG voor consortium
De keuze van TMG om zich vanaf 28 februari 2017 primair te richten op het bereiken van overeenstemming met het Consortium is volgens de Ondernemingskamer evenmin een gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen. De rechter geeft de volgende redenen:

  • Er was toen inmiddels geruime tijd verstreken vanaf 25 augustus 2016, de datum waarop Mediahuis TMG voor het eerst had benaderd met een vrijblijvend indicatief voorstel.
  • Het Consortium heeft een aantal keren zijn ongenoegen geuit over een gebrek aan voortvarendheid aan de zijde van TMG en aangedrongen op zo spoedig mogelijke onderhandelingen over het fusieprotocol met als doel die onderhandelingen op 26 februari 2017 af te ronden.
  • Er zijn tekenen die erop duiden dat door TMG inderdaad weinig voortvarendheid werd betracht jegens het Consortium. 
  • Het Consortium beschikte vanaf 26 februari 2017 over 59,24% van de aandelen TMG. door de werving door Mediahuis van de belangen van Navitas en Delta Lloyd. Daardoor ontstond een wezenlijk andere situatie dan de situatie op 31 januari 2017, toen Mediahuis nog slechts beschikte over zogenaamde irrevocables van Navitas en Delta Lloyd, omdat die irrevocables Navitas en Delta Lloyd vrij lieten hun aandelen aan te bieden onder een concurrerend bod indien dit tenminste 5% hoger is dan het bod van het Consortium. 
  • Op 28 februari 2017 heeft het Consortium aan TMG haar ongenoegen kenbaar gemaakt over het uitblijven van de door TMG toegezegde stukken en herhaald dat hij zijn aandelen niet aan Talpa Holding zal aanbieden als Talpa Holding een bod uitbrengt. Op 3 maart 2017 heeft het Consortium erop aangedrongen dat TMG thans een keuze maakt (en wel in het voordeel van het Consortium) tussen het voorstel van het Consortium en het voorstel van Talpa Holding.
  • Zowel het Consortium als Talpa Holding hadden op 28 februari 2017 hun due diligence voltooid en hadden schriftelijk en mondeling presentaties gegeven over de belangrijkste elementen van hun visie en strategie.

Schorsing leden raad van bestuur

Volgens de Ondernemingskamer heeft zich in toenemende mate een verwijdering voorgedaan tussen de opvattingen van de raad van commissarissen enerzijds en van de raad van bestuur anderzijds over de door TMG te kiezen opstelling in het biedingsproces. In een later stadium is die verwijdering gepaard gegaan met een verslechtering van onderlinge verstandhouding en een toenemend wantrouwen over en weer. Een en ander heeft een adequate opstelling van TMG in het biedingsproces bemoeilijkt. 
De Ondernemingskamer acht het begrijpelijk dat het geduld van de raad van commissarissen uitgeput was en dat de raad van commissarissen zich genoodzaakt zag om in het belang van TMG en met gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot schorsing van de leden van de raad van bestuur, zeker te stellen dat het fusieprotocol met het Consortium ondertekend werd. Er is kortom, niet gehandeld instrijk met artikel 2:8 BW.
Conclusie Ondernemingskamer
Volgens de Ondernemingskamer zijn er geen gegronde redenen om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van TMG te twijfelen. De verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen zijn daarom afgewezen.
Hoe nu verder?
Na de uitspraak gaat John de Mol gewoon door met de aankoop van aandelen Telegraaf Media Groep. Op dit moment staat de teller op bijna 29 procent.
Met een dergelijk. belang heeft hij twee belangrijke voordelen. Omdat hij meer dan 5% bezit kan hij niet gedwongen worden zijn aandelen te verkopen. Ten tweede kan hij als aandeelhouder met meer dan 10% aandeelhoudersvergaderinge bijeenroepen en punten op de agenda zetten.
Maar er kan nog meer. Als de Mol de grens van 30% doorbreekt is hij onder de beursregels verplicht een officieel bod ui te brengen op de resterende aandelen. Dat hij dat wil is wel duidelijk, maar het is evenzo helder dat het consortium dat niet wil. Dus daar schiet de Mol niet veel mee op.
Ik denk dat het zijn ambitie is om de magische grens van 33,33% te bereiken. Dan wordt het mogelijk om in de aandeelhoudersvergadering een gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de stemmen te blokkeren voor belangrijke beslissingen. Daarbij kan hij er op aan sturen een zetel in de raad van commissarissen te krijgen, zodat hij op die manier meer invloed krijgt. De vraag is dan wel, wat wil je daarmee bereiken?
Wat hij precies wil weten we niet. Mogelijk streeft hij naar een riante positie als minderheidsaandeelhouder, met extra invloed in de vorm van een toezichthouder. Of een uitruil met het belang van 23 procent van TMG in hun radio joint venture. Of simpelweg een hogere prijs voor zijn aandelen. De tijd zal het leren.