vrijdag 29 april 2011

Plasterk en de poortwachters

Het is alweer enige tijd geleden dat ex-minister Ronald Plasterk met een PvdA-voorstel kwam dat het accountantsberoep stevig op de schop neemt.
Plasterk wil verdergaande maatregelen om de de controlekwaliteit te bevorderen en de onafhankelijkheid beter te waarborgen.
De kern van zijn voorstel is dat ondernemingen elke zes jaar verplicht wisselen van accountantskantoor en dat de de keuze van een accountantskantoor bij financiele instellingen moet worden goedgekeurd door een onafhankelijke instantie zoals de Autoriteit Financiele Markten.
De afgelopen weken hebben gewaardeerde vakgenoten als Jules Muis, Marcel Pheijffer en Arnout van Kempen hun mening al gegeven en ook de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft al gereageerd. Daarnaast heeft ook de vereniging van institutionele beleggers, Eumedion, haar stem laten horen.

Je zou denken dat al het nodige over deze initiatiefnota la gezegd is. Toch ontbreekt er naar mijn mening nog het perspectief vanuit het vakgebied corporate governance. Daarin wordt de controlerend accountant gezien als een belangrijke poortwachter en een eerste verdedigingslinie tegen onjuiste financiele verslaggeving.

Het is denk ik voor iedereen inmiddels wel duidelijk dat de accountants hebben gefaald in de aanloop naar de financiele crisis. Daarover zijn al vele rapporten geschreven, waaronder recent het Nyberg-rapport over de Ierse bankencrisis. In dat laatste rapport worden de bankaccountants getypeerd als "the silent observers", een bijna dodelijke typering voor een beroep dat het maatschappelijk verkeer zekerheid moet bieden over de juistheid van de jaarverslagen.
Dat brengt me op een belangrijk punt dat Plasterk in zijn nota aan de orde stelt over de rol van de accountant. Hij ziet deze niet alleen als poortwachter in de relatie tussen bestuurders en aandeelhouders in de vennootschap, maar ook in de relatie tussen de vennootschap en het maatschappelijk verkeer. De andere bedrijven die zaken doen met de gecontroleerde vennootschap, klanten en crediteuren en tenslotte de overheid en indirect de belastingbetaler.

Voor wat betreft de relatie tussen vennootschap en aandeelhouders is Plasterk niet zo streng, want de jaarrekeningcontrole is daar vooral in het belang van het bedrijf en de aandeelhouders. De aandeelhouders ziet Plasterk als deel van de onderneming en die hebben in zijn visie geen wettelijk gereguleerde accountant nodig. Anders gezegd, hij vindt dat de wettelijk verplichte accountantscontrole kan worden afgeschaft en dat aandeelhouders het verder zelf maar moeten uitzoeken op de vrije markt. Of hij daarbij ook zover wil gaan de aandeelhouders dan ook de opdrachtgever van de accountant worden laat hij daarbij in het midden.

Het wordt voor Plasterk echter anders wanneer er sprake is van ondernemingen en instellingen die een systeemrisico vormen. Want dan is het uiteindelijk de belastingbetaler die de rekening betaalt en daardoor een belangrijke stakeholder wordt.
Daardoor moeten we de belastingbetaler nadrukkelijk in de discussie betrekken want die moet uiteindelijk de portemonnee trekken als de financiele poortwachters hun taak niet goed vervullen.
Plasterk vindt dat bij die ondernemingen en instellingen het algemeen belang bij een volledige en geheel onafhankelijke controle van de jaarrekening groot is. Hij stelt daarom voor dat bij financiele instellingen een onafhankelijke instelling, te denken valt aan de AFM, de keuze van de accountant moet goedkeuren voordat de audit-opdracht wordt verstrekt.

Ik heb waardering voor de redenring van Plasterk, maar begrijp niet waarom hij op basis van deze scherpe analyse niet doorpakt. Want laten we wel wezen, de goedkeuring van de AFM betekent feitelijk dat het voortaan niet aan de organisaties alleen kan worden overgelaten een accountant uit te kiezen en met deze over de uitvoering van een opdracht te onderhandelen. Het is de vraag of dit nu veel oplevert voor de controlekwaliteit en de onafhankelijkheid.
Als het onmiskenbaar zo is dat de belastingbetaler uiteindelijk opdraait voor de forse rekening van knoeiende bankiers en falende accountants, moeten we dan niet aan meer structurele oplossingen denken?
Voor wat de accountants betreft ligt het dan veel meer de voor de hand om de accountantscontrole van "systemic" belangrijke klanten te laten uitvoeren in een not-for-profit setting?  Het beroep heeft de afgelopen tien jaar te vaak gefaald en dan wordt het tijd om de discussie te starten over een ander bedrijfsmodel.
De belastingbetaler heeft er als belangrijke stakeholder baat bij dat zeker de controle op financiele instellingen voortaan effectief wordt uitgevoerd. Het lijkt dan ook logisch om deze taak te geven aan een onafhankelijke overheidsinstelling zoals bijvoorbeeld de Rekenkamer.
Voor het overige kan alles bij het oude blijven en worden overgelaten aan de vrije markt en kan uiteindelijk ook de verplichte wettelijke controle worden afgeschaft.

Wat mij betreft hoop ik dat de fundamentele visie van Plasterk over de rol van de acconutant de aandacht en discussie krijgt die deze verdient.

vrijdag 15 april 2011

Anatomie van een Financiele Ramp

Op 13 april verscheen het onderzoeksrapport van  een commissie van de Amerikaanse Senaat over de financiele crisis. Na twee jaar onderzoek heeft de commissie een rapport opgesteld van bijna 700 pagina's, met nog eens 5800 pagina's ondersteunend materiaal.
Het rapport bouwt voort op de uitkomsten van vier eerder gehouden hoorzittingen in April 2010 waarbij er vier aspecten van de crisis zijn onderzocht aan de hand van gedetailleerde case studies.
Dat zijn:
  1. Risicovolle hypotheekverstrekking, waarbij Washington Mutual als voobeeld dient;
  2. Falend toezicht op deze instelling door het Office of Thrift Supervision
  3. Misleidende ratings uitgegeven door Moody's en Standard & Poor's op hypotheek gerelateerde beleggingsprodukten
  4. Verkoop van deze gestructureerde financiele produkten aan de hand van Goldman Sachs en Deutsche Bank.
De voorzitter van de commissie, senator Carl Levin is opvallend scherp in zijn eindoordeel: "Our investigation found a financial snake pit rife with greed, conflicts of interest, and wrongdoing."
Voor wie de hoorzittingen heeft gevolgd, bevat het rapport weinig nieuws, behalve dat er nieuw bewijs wordt aangedragen voor het misleiden van beleggers door zakenbank Goldman Sachs. Deze bank zou volgens de commissie gespeculeerd hebben tegen eigen fondsen die aan hypotheken gelieerd waren. Ook zou de bank bij een hoorzitting van het Congres gelogen hebben.

Voor mij is het echte nieuws van dit rapport de enorme hoeveelheid materiaal die beschikbaar is gekomen en de zeer gedetailleerde beschrijving van de onderzochte praktijkgevallen. De subtitel van het rapport is niet voor niets "Anatomy of a Financial Collapse." Anatomie betekent letterlijk de leer van de bouw van het menselijk lichaam, maar heeft ook de betekenis van het analyseren van een zaak naar de samenstellende onderdelen.
Wat dat betreft biedt deze anatomische les een fascinerende inkijk op de handel en wandel van de financiele sector, de toezichthouders en de kredietbureau's. Toegegeven, de beschreven gevallen beschrijven een beperkt aantal aspecten en hebben zeker geen betrekking op de financiele sector in zijn geheel.
Het gaat hier echter wel om zaken als eerlijkheid, verantwoordelijkheid en en vertrouwen die op een schandalige manier zijn geschonden.
Daardoor is ook ons land in een ernstige crisis terechtgekomen en mag de belastingbetaler uiteindelijk de rekening betalen. Voor wie wil weten hoe dat zo gekomen is kan ik dit rapport van harte aanbevelen.

Daarbij is het ook nog eens amusant om te lezen vanwege de vele smakelijke achtergrond verhalen.
Zo is er de kredietaanvraag van een Mariachi zanger die beweerde een inkomen te hebben van 6 cijfers. De betrokken medewerker van Washington Mutual kon dat inkomen niet verifieren maar maakte een foto van de zanger in zijn kostuum voor zijn huis. Deze foto belandde in het kredietdossier en het krediet werd vervolgens goedgekeurd.

donderdag 7 april 2011

De Europese Commissie en Corporate Governance

Eurocommissaris Michel Barnier is een druk baasje. Na zijn diepgravende rapport over de toekomst van het accountantsberoep is er nu een nieuw discussiestuk over corporate governance.
Zoals de commissaris zelf zegt:
"In de huidige economische situatie moeten we er meer dan ooit voor zorgen dat bedrijven goed worden bestuurd en consequent, betrouwbaar en duurzaam handelen. Te veel kortetermijndenken in het verleden heeft desastreuze gevolgen gehad. Daarom hebben wij vandaag het startschot gegeven voor een debat over de doeltreffendheid van het bestaande corporate-governancekader. Het is vooral van belang dat bedrijfsraden doeltreffender functioneren en dat aandeelhouders hun verantwoordelijkheden ten volle opnemen."
Omdat ik al meer dan tien jaar werkzaam ben op het gebied van corporate governance is een dergelijk initiatief op het eerste gezicht welkom. Daardoor wordt het vakgebied weer eens goed op de kaart gezet en dat is mooi meegenomen.
Toch ben ik uiterst sceptisch over dit initiatief want er is geen enkele reden voor.


Allereerst zie ik nu niet bepaald voldoende aanleiding om tot Europese wetgeving op dit gebied te komen. Barnier stelt dat op zelfregulering gebaseerde corporate governance niet zo doeltreffend is gebleken als mogelijk. Waar dat op gebaseerd is wordt echter niet vermeldt.
Ook het argument dat er te veel kortetermijndenken is geweest is empirisch niet echt aangetoond.
Wat dan wel de echte reden is voor dit initiatief ontgaat mij dan ook enigszins.
Cynisch gesproken zou je kunnen zeggen dat zoals gebruikelijk de politiek weer overreageert op een crisis, net zoals daarvoor bij de boekhoudschandalen.
Nu gaat het hier nog om een raadpleging, maar duidelijk is wel dat de Europese Commissie met nieuwe wetgeving zal komen.


Dat is ook mijn tweede bezwaar tegen dit initiatief. In veel Europese landen zijn er al nationale corporate governance codes in werking die goed zijn afgestemd op de lokale situatie. Ik zie niet in dat een nieuwe Europese Code hier nog niets van betekenis aan kan toevoegen.
Integendeel zelfs, want een overkoepelende Europese Code, is mogelijk goed voor de status van Brussel, maar kan niet goed functioneren vanwege de grote verschillen in wetgeving en aandeelhoudersstructuur in de Europese landen.


Een derde bezwaar is dat Barnier van mening is dat het "pas toe of leg uit" principe niet goed functioneert in Europa. Daarvoor wordt verwezen naar een recente studie op dat gebied, maar de eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat deze studie niets anders is dan een samenvatting van de antwoorden op een eerdere raadpleging over corporate governance van financiƫle instellingen. Dat is nu niet bepaald hard empirisch bewijs te noemen.
Toch wordt op basis hiervan gesteld dat er op Europees niveau wettelijke maatregelen nodig zijn om een einde te maken aan vrijwillige gedragscodes.
Daarbij is het ook nodig dat er gedetailleerd wordt uitgelegd hoe en waarom er van een bepaling in de gedragscode wordt afgeweken.
Het argument van de Commissie is dat veel van de huidige problemen te wijten zijn aan een misverstand over de aard van de gewenste uitleg.


Laat ik helder zijn, als we op basis van dit soort opportunistische bureaucratische argumentatie, met nieuwe wetgeving worden geconfronteerd, zijn we op de verkeerde manier bezig. Dit zeker gezien onze internationale concurrentiepositie, want ik zie bij andere werelddelen helemaal niet de noodzaak voor een nieuwe gedragscode op het gebied van Corporate Governance.
Waarom heeft bijvoorbeeld de Verenigde Staten helemaal geen gedragscode? Kan meneer Barnier dat nu eens uitleggen?
Om het nog erger te maken wil de Commissie ook nog dat de nationale toezichthouders zoals de AFM en de effectenbeurzen op naleving van de Code gaan toezien.
Zo komen we ook weer in de spiraal van nieuwe wetgeving en overheidstoezicht met bijbehorende kosten en regeldruk en uiteindelijk schade voor onze concurrentiepositie.


Het lijkt er weer op dat men in Brussel een oplossing probeert te verkopen voor een probleem dat niet bestaat. De Europese overheid zit daarmee zelfregulering door het nationale bedrijfsleven in de weg door te proberen elementen uit de nationale codes tot Europese wetgeving te verheffen.
Daarmee wordt de effectiviteit van zelfregulering verminderd.
Dat is uiteindelijk de belangrijkste vraag: willen we zelfregulering of wetgeving?
Tot nu toe was het motto: zelfregulering waar het kan, wetgeving als het moet.
De noodzaak voor nieuwe Europese wetgeving is echter onvoldoende aangetoond door Brussel.


Daarom is mijn conclusie, stop er mee. De huidige situatie van zelfregulering kan best wel beter, maar vergt echt geen Europees ingrijpen.