woensdag 26 september 2012

De ondergang van de accountantsindustrie


Een paar maanden geleden mocht ik op Nyenrode een gastcollege verzorgen over de visie op het accountantsberoep vanuit het perspectief van corporate governance.

Dat was kort gezegd geen blijde boodschap voor deze aankomende accountants. Naar mijn mening heeft de accountant in zijn functie als "poortwachter' volledig gefaald.

De boekhoudschandalen, de kredietcrisis en het voortdurend  falen bij woningcorporaties e.a. instellingen en ondernemingen hebben de accountant van zijn sokkel doen vallen. Je zou kunnen zeggen dat de accountant klinisch dood is, want het vertrouwen in zijn functioneren is bijna volledig verdwenen.
Daarbij komt nog dat de onderzoeken van toezichthouders op het beroep in o.a. Amerika, Engeland en Nederland  scherpe en kritische kanttekeningen plaatsen bij de manier waarop de jaarrekeningcontrole wordt uitgevoerd. Plat gezegd: de kwaliteit is ver onder de maat met een onacceptabel aantal tekortkomingen.

De grote vraag is waarom de accountant niet aan de verwachtingen voldoet?
Simpel gezegd: kan hij het niet of wil hij het niet?
Over de kennis en kunde van de hedendaagse accountant valt in beroepskringen nog wel het nodige aan te merken, maar feit is dat de hedendaagse accountant goed is opgeleid en volledig capabel is om zijn controletaak uit te oefenen. In de praktijk is daar echter niet veel van te merken.

De gecontroleerde betaalt
Ik denk dat de reden dat de accountant slecht functioneert mee te maken heeft met zijn gemis aan onafhankelijkheid. Jan Maarten Slagter zegt daarover op de website van de VEB  . .
 "De accountant is steeds meer opgeschoven naar een belangenbehartiger van de gecontroleerde vennootschap die moet oordelen of een bepaalde post in de jaarrekening van zijn ’cliënt’ nog wel extern te verdedigen is." (Accountants op de korrel, 15 juni 2011).
 Het is en blijft een merkwaardig feit dat de accountant wordt betaald door degene die hij controleert (het bestuur van de onderneming). Door de jaren heen zijn er tal van nieuwe regels opgesteld om de onafhankelijkheid van de accountant van zijn klant te vergroten, maar men heeft nooit deze contractuele relatie aan de orde gesteld.
Eigenlijk is dat vreemd, want van oorsprong had de accountant een heel andere klant en dat waren de aandeelhouders. Zowel in Engeland als de Verenigde Staten waren het de aandeelhouders die de accountant aanstelden om voor hen de boeken te controleren. Dat is ook volkomen logisch want zij waren en zijn de belangrijkste stakeholders bij een goede financiële verantwoording van het bestuur (het gaat om hun geld).

Helaas is dit principe zonder goede onderbouwing in Amerika losgelaten in 1933 bij de herziening van de Securities Exchange Act, zoals fraai wordt beschreven in een artikel van Sean O'Connor.
Later volgden ook andere landen, waaronder Engeland.
Kort gezegd werd hierdoor de directe stakeholder "de aandeelhouder" vervangen door een vage groep belanghebbenden als crediteuren, aandeelhouders en het investerend publiek. In Nederland zeggen we dat de accountant functioneert als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer.
Maar ook dan geldt dat van een particuliere waakhond, de accountant een publieke waakhond werd, met als bijzonderheid dat zijn etensbakje nu werd betaald door de gecontroleerde onderneming (lees bestuur) in plaats van door de aandeelhouders, laat staan door het maatschappelijk verkeer.
Zoals O'Connor overtuigend aantoont ontbreekt het aan goede onderbouwing voor deze historische vergissing.
Daarbij werd jaarlijkse controle van de jaarrekening ook verplicht gesteld voor alle beursgenoteerde ondernemingen (voorheen gebeurde dat op vrijwillige basis), waardoor de accountants een wettelijk gegarandeerd monopolie kregen.

Het onherroepelijke gevolg was dat wettelijke controleopdrachten een standaardproduct zijn geworden en dat er vooral op prijs wordt geconcurreerd. Dat leidt tot minimalistisch gedrag, mede veroorzaakt door klanten die geen cent meer willen betalen om aan de ondergrens te voldoen. Door dit alles is de jaarrekeningcontrole feitelijk verworden tot een "commodity' ofwel een bulkproduct. Ze wordt uitgevoerd op basis van protocollen en gecomputeriseerde afvinklijsten, niet op basis van inzicht, gezond verstand, een kritische instelling en nog wat andere kenmerken van een professioneel en vrij beroep.
Kenmerken voor de deplorabele staat van het beroep is deze opmerking van het Amerikaanse Instituut van Registeraccountants. In deze publicatie uit 1999, met de titel "Make Audits Pay: Leveraging the Audit Into Consulting Services" wordt accountants aangeraden met een ruimere blik naar hun beroepsopvatting te kijken. In deze publicatie wordt gezegd dat de accountants zichzelf meer moeten zien als "business adviser" en hun adviesdiensten moeten promoten. De reden? “Because "intense competition has reduced the audit to a mere commodity that is distinguishable to the consumer only according to price."
De controle als "bulkproduct"
Dit beeld wordt nog versterkt door de reclame-uitingen van de grote kantoren. Ik keek met enige verbazing naar een persconferentie van Bert van Marwijk afgelopen zomer tijdens het Europees kampioenschap voetbal. Daar zie je op de achtergrond de sponsors van de KNVB, met daarop naast Rexona, de naam van PWC, een van de grote accountantskantoren. Mijn vraag is dan, wat heb je als groot accountantskantoor in hemelsnaam daar te zoeken. Wat is de relatie tussen voetbal en accountancy, of erger nog wat is de relatie tussen deodorant en accountancy? Waarom sponsort Ernst & Young de NOC-NSF, samen met Randstad en Unilever? Is accountancy topsport als je dat koppelt aan uitzendwerk en rookworst?

Het lijkt me sterk dat bijvoorbeeld een topadvocatenkantoor als Nauta Dutilh of Allen Overy zich naast al deze epigonen van massa-artikelen publiekelijk zou willen etaleren. Dat accountantskantoren dit wel doen heeft denk ik alles te maken met het ontbreken van het besef dat de accountancy ooit een vrij beroep was met hoge professionele standaarden en geen product voor de massa.

Je ziet deze verdergaande bulkproduct-houding ook aan het feit dat de grote accountantskantoren steeds meer gaan lijken op hun grote klanten. Voorbeelden zijn pakkende logo's en snorkende reclame kreten als "cutting through complexity" of "quality in everything we do." Dat is echt wel een beetje genant als je nog geeneens een eenvoudige woningcorporatie kunt controleren. Ook de "tone at the top" is een imitatie van de grote klanten geworden met als kenmerken auto's met chauffeurs voor de top en navenante hoge salarissen en luxe hoofdkantoren.

Wat er aan te doen?
Allereerst zou men de verplichte controle kunnen afschaffen, zoals ook al betoogd door O'Connor en collega Pheijffer in zijn bijdrage in FD Outlook van juni 2011. Daardoor kan de markt zelf bepalen in welke vormen van controle er behoefte is, met welke kwaliteit en met welke frequentie. Het monopolie vervalt daarmee en de accountantskantoren zullen de strijd aan moeten gaan op basis van kwaliteit en toegevoegde waarde. Dan wordt het ook veel belangrijker om de reputatie hoog te houden om de positie op de markt te behouden.

Ten tweede pleit ik er voor dat de echte stakeholder de controlerend accountant aanstelt en dat is de aandeelhouder. Dat maakt de agency-relatie eenduidig en helder en maakt een einde aan de situatie dat de gecontroleerde zijn eigen controle betaalt. In Nederland zou dit bijvoorbeeld kunnen door deze rechten toe te kennen aan een aandeelhouderscommissie. De benodigde fondsen zouden aandeelhouders van de onderneming kunnen claimen waarin zij beleggen. In feite gaan we dan terug naar de beginsituatie van meer dan 1 eeuw geleden waarin degene met het grootste belang de controleur betaalde.
Een uitzondering hierop zou ik willen maken voor financiële instellingen. Zoals de Nederlandse burger inmiddels wel weet is hij nu de grootste stakeholder geworden omdat hij nu eenmaal opdraait voor alle verliezen en niet de aandeelhouders. Het lijkt dan ook logisch dat de overheid als vertegenwoordiger van de burgers de controlerend accountant bij deze instellingen benoemt en betaalt.

Is er dan niet iets te zeggen voor het feit dat in de huidige corporate governance code in Nederland 
de audit-commissie 'de baas' is van de accountant.
De invloed van het bestuur op de relatie met de accountant wordt beperkt, en dat is een goede ontwikkeling zou men zeggen.
Door de audit-commissie deze taak te geven, wordt het onafhankelijk optreden van de accountant versterkt. De audit-commissie en de accountant hebben hetzelfde doel: een jaarrekening die klopt en die voldoet aan de wet- en regelgeving.
"Kern van deze oplossing is dat de audit-commissie namens de belanghebbenden van de onderneming inclusief het maatschappelijk verkeer de accountant aanstuurt. De accountant die daarbij de financiën controleert, wordt op die manier 'de oren en de ogen' van de audit-commissie. Dat versterkt ook het optreden van de audit-commissie." Zoals vermeld in het FD van 14 oktober 2011 door Auke de Bos en Barbara Majoor

Ook ik heb meermalen voor deze oplossing gepleit maar dan wel als de minst slechte. Ik geef de voorkeur aan de aandeelhoudersconstructie om twee redenen. Allereerst omdat zij de rechtstreekse betrokkenen zijn, het gaat om hun geld, zij zijn de echte stakeholders, commissarissen zijn dat per definitie niet. Als aandeelhouders dat zouden willen kunnen ze wat mij betreft de opdrachtrelatie aan de commissarissen geven, maar ik betwijfel of dat vaak zal gebeuren als deze mogelijkheid wordt geboden.
Ten tweede omdat commissarissen bij vrijwel alle schandalen en fraudegevallen eveneens grotelijks hebben gefaald in hun toezichthoudende taak om allerlei redenen. Om hen dan het primaat te geven bij de aansturing van de accountant lijkt me niet iets wat vanzelfsprekend is. Bovendien staan commissarissen toch vaak gevoelsmatig dichter bij het bestuur dan bij aandeelhouders in de dagelijkse praktijk. Een fenomeen dat door de introductie van de one-tier board alleen maar zal worden versterkt.

Tot slot
De boodschap in mijn college dat dit mooie beroep faalt als poortwachter en dringend aan een grondige revisie toe is werd door mijn jonge publiek niet al te best ontvangen moet ik bekennen. Op zijn best vonden zij mij mijn bijdrage nogal cynisch.
Daar kan ik wel mee leven, maar niet met het feit dat deze groep aankomend accountants niet wil inzien dat het zo niet langer kan.
Zoals van de Poel en Schilder zeggen . .
 "Vertrouwensman' is geen mooie opdracht maar een grote waarschuwing: weet, accountant, dat je hard zult vallen als je je afspraken met je (complex van) opdrachtgevers niet goed uitvoert (uit: Normen voor accountants, 1991)."
De controlerend accountant in zijn huidige vorm kan niet meer overleven. Er is bijna niemand meer die zijn bevindingen nog vertrouwt (uitgezonderd het bestuur van de gecontroleerde onderneming).
Afscheid nemen van een gestandaardiseerde massale industriële bulkproductbenadering en terug naar het vrije beroep lijkt mij althans een meer inspirerende benadering dan de huidige status quo.

Wat heb je liever als doel voor je carrière: een associatie met een massaproduct (als deodorant) of met een hoog gekwalificeerd vrij beroep?

dinsdag 11 september 2012

Kay Review over de financiële sector

De econoom John Kay is door de Britse minister van economische zaken gevraagd om the onderzoeken of de aandelenmarkten nog wel echt ten dienste van het bedrijfsleven stonden. Ik heb zijn interimrapport in een weblog van 29 februari 2012 beschreven.

Op 23 Juli 2012 kwam zijn eindrapport uit met als voornaamste conclusie dat aandelenmarkten behoefte hebben aan lange termijnbeleggers. Kay stelt, zonder daar overigens bewijs voor te leveren, dat zakelijke beleggers bij kunnen dragen aan de prestaties van het Britse bedrijfsleven door zich meer te involveren met de bedrijven waarin ze beleggen. Daarbij kan men ook in zijn rapport lezen dat hij eigenlijk vindt dat zakelijke beleggers te veel op de korte termijn gericht zijn.

Het is opvallend hoe weinig aandacht het lijvige (meer dan 100 pagina's) rapport in de media heeft gekregen, behalve de samenvattende berichten bij het verschijnen van het rapport. Tot een gedetailleerde bespreking van het rapport is het nauwelijks gekomen. In Nederland heeft alleen collega Frentrop een column aan het rapport gewijd en is de academische wereld verder opvallend stil.

Mijn collega's van het Nyenrode Corporate Governance Instituut zijn nogal positief over het eindrapport van Kay, maar ik deel deze mening niet. Het is een elegant geschreven rapport maar het ontbreekt aan substantie.
Ik behoor allereerst niet tot het groeiende koor van wetenschappers die roepen dat de betrokken lange termijn aandeelhouder een noodzaak is om ondernemingen te bewegen meer in te investeren. Het ontbreekt nog steeds aan goed empirisch bewijs om deze stelling te onderbouwen.
Het gaat ook veel te ver om de indruk te wekken dat de korte termijn beleggers er de oorzaak van zijn dat Britse ondernemingen steeds minder zijn gaan investeren en dat de Britse industrie hierdoor zijn concurrentiekracht heeft verloren. Te weinig innovatie en slechte producten zijn de belangrijkste reden hiervoor, zoals de ondergang van de Britse autoindustrie treffend illustreert.
Het is evenmin juist om te stellen dat de aandelenmarkt niet goed functioneert bij het beschikbaar stellen van nieuwe risicodragend vermogen. Ik heb geen cijfers voor Engeland, maar alleen al in Amerika zijn er in 2011 22% meer ondernemingen naar de beurs gegaan dan in 2010.
Tenslotte meldt de Financial Times op 11 september dat de investeringen in beginnende technologiebedrijven nog nooit zo hoog zijn geweest in de afgelopen tien jaar. Dat duidt evenmin op een slecht functionerende kapitaalmarkt, alhoewel de investeringen vooral van durfkapitalisten komen en niet van de aandelenmarkt.

Met een dergelijk zwakke feitelijke basis is het niet zo verwonderlijk dat van de 17 aanbevelingen van Kay er maar een paar zijn met wat vlees op de botten.
Zo zijn er volgens Kay te veel fusies en overnames en moet het Department for Business Innovation & Skills dat beter in de gaten houden. Of dat veel verschil gaat maken valt te betwijfelen.
Ook vindt Kay dat de betrokkenheid tussen beleggers en bedrijven verbeterd kan worden door een beleggersplatform op te richten, zoals wij dat ook al tien jaar kennen in de vorm van Eumedion. Ook dat is nu niet echt baanbrekend te noemen.

Na een treffende beschrijving van de explosieve ontwikkeling van bestuurderssalarissen blijft de vraag of bestuurders dan ook te veel verdienen onbeantwoord. Wel zegt Kay dat de variabele beloningscomponenten zich meer op de langere termijn moeten richten. Een aanbeveling die inmiddels de meeste beursgenoteerde ondernemingen al zeggen te hebben overgenomen. Het beste dat Kay hierover te melden heeft is dat de lange termijn variabele beloning in de vorm van aandelen moet worden uitgekeerd en dat deze aandelen pas na het pensioen ter beschikking mogen komen. Hij zegt echter niets over de hoogte van de variabele beloning. Dat is nogal cruciaal, want als deze een groot deel van het beloningspakket blijven uitmaken is het middel erger dan de kwaal. Niets weerhoudt kwaadwillende bestuursleden ervan om zo snel mogelijk de uitgang op te zoeken om de buit in contant geld om te zetten.

Verder zijn er nogal wat aanbeveling om zaken nog eens verder uit te zoeken, zoals de vraag of de gehanteerde kengetallen en modellen in de investeringsketen niet tot korte termijn gedrag leiden. Kay vraagt ook een onderzoek naar de fiduciaire plicht van zakelijke beleggers en hoe deze juridisch kan worden opgelegd.

Opvallend is de aanbeveling om de verplichte kwartaalrapportages maar af te schaffen opdat managers meer tijd kunnen besteden aan het leiden van hun de onderneming en minder bezig zijn te piekeren over de anthropomorphised “markets.” Het lijkt een goed idee, maar leidt wel tot minder informatie aan beleggers. Evenmin is onderbouwd of dit nu echt gaat werken en of managers nu wel zoveel tijd besteden aan kwartaalrapportages zodat hun "normale taak" daaronder lijdt.

De belangrijkste boodschap van Kay is die van "stewardship" ofwel dat iedereen in de investeringsketen dient te handelen in het lange termijn belang van hun klanten.
De belangrijke  vraag is hoe deze culturele transformatie kan worden gerealiseerd. Ofwel hoe bevorder je de fiduciaire plichten van loyaliteit en voorzichtigheid in een systeem dat eigenbelang en gokzucht ruim beloont?

Waar het op neer komt is dat Kay een boeiende  morele kritiek heeft geschetst. 
De onbeantwoorde vraag is hoe je de bewoners van Sodom en Gomorra er toe krijgt een ander leven te beginnen?
De grote verdienste van het rapport is echter ook dat iemand met statuur, die ook nog goed kan denken en schrijven eens helder zegt wat steeds duidelijker wordt. Er is iets mis met de kapitaalmarkt en het financiële systeem. Dat alleen al is een begin.