maandag 19 maart 2012

Onze teckeldames!

Onlangs kwam onze huisvriend Theo van Dongen langs om een paar mooie foto's van onze ruwharige teckels te maken.
Op veler verzoek krijgt u dan nu te zien met wie ik elk dag lange wandelingen maak.
Links ziet u Nikkie en rechts Carlijn.


vrijdag 16 maart 2012

De bedrijfscultuur van Goldman Sachs?

Er is de laatste dagen grote beroering geweest over de in de New York Times gepubliceerde ontslagbrief van Greg Smith. Smith was vice president en hoofd van de derivaten-afdeling van zakenbank Goldman Sachs in Londen.
In de brief zegt hij dat de reden van zijn vertrek is dat er binnen Goldman een vergiftigd en destructief klimaat heerst waarin de klanten nog altijd niet belangrijk zijn.

Volgens hem is het denken over leiderschap binnen de bank nogal veranderd. Vroeger (toen hij bij de bank begon) dacht men bij dit begrip aan ideeën genereren, voorbeeld gedrag en de juiste dingen doen. Vandaag de dag gaat het alleen maar om geld verdienen.
Smith noemt 3 manieren om een belangrijke positie binnen Goldman te krijgen:
  1. Klanten overtuigen te beleggen in producten waar Goldman Sachs vanaf wil omdat de bank er niet veel in ziet;
  2. Klanten laten handelen in wat voor product dan ook, als het maar de hoogste winst voor Goldman Sachs oplevert;
  3. Een baan krijgen waarin je handelt in illiquide en ondoorzichtige producten met een drieletterig acroniem.
Veel van de reacties in de pers en op Internet betuigden hun instemming met Greg Smith en gaven luidkeels uiting aan hun mening dat dit soort banken niet deugen.
De nuance ontbreekt volledig en men meent blijkbaar dat Smith hier toch wel heel duidelijk maakt dat Goldman Sachs niet deugt.

Ik heb nog bijna niemand gezien die melding maakt van het feit dat hij het vooral over de handelstak van Goldman had en niet over de investment kant van de bank.

Van oudsher verdienen zakenbanken hun geld met het adviseren van klanten bij een beursgang, het verkrijgen van kapitaal,  en advisering over fusies en overnames. In deze tak van sport gaat het vooral om het hebben van langdurige relaties met klanten. Natuurlijk gaat het ook hier om winst maar het was in de woorden van Gus Levy, een voormalige directeur, hebzucht op lange termijn en dat hield in dat je de klanten op een goed manier behandelde.
Dat doet Goldman overigens nog steeds op dezelfde manier, anders wordt en blijf je niet grootste ter wereld in deze tak van sport.

Smith praat over de handelskant van de bank en dat is ook de activiteit waar hij werkte. Daar zijn de laatste tien jaar de meeste winsten gemaakt. Hier wordt voor eigen rekening en risico gehandeld in allerlei financiële producten, van buitenlandse valuta tot en met CDS (collaterized debt swaps).
Dat houdt ook in dat je soms met producten en posities blijft zitten die niemand wil en het is dan de taak van handelaren deze risico's te verkopen aan iemand anders die niet genoeg weet om te weten dat hij ze beter niet kan kopen. Dat is de categorie waar Smith het over heeft in punt 1 en 2.
We moeten daarbij ook bedenken dat het n de handelstak niet gaat om het helpen van klanten. Handel voor eigen rekening en risico is eigenlijk een groot wedspel ofwel een zakelijk casino.

Ook is het twijfelachtig of de cultuurverandering nu zoveel giftiger is dan vroeger. In 2005 was Goldman betrokken bij het opjagen van een een huizenbubbel die uiteindelijk tot een een economische crisis zou leiden. In 2007 en 2008 waren ze druk bezig met het lozen van aan onroerend goed gerelateerde schuldenstukken aan investeerders die nog niet begrepen dat de huizenmarkt in elkaar zou klappen.
De grootste cultuurverandering is waarschijnlijk veroorzaakt door de beursgang van Goldman tien jaar geleden en niet door een financiële crisis die bijna het einde betekende van de bank.

Misschien had Smith beter zijn hartenkreet in 2006 kunnen schrijven voor dat alle ellende begon. Dat hij dat nu doet suggereert eerder persoonlijke of professionele redenen.
Bovendien, bij een onderneming met meer dan 12.000 vice presidents, kunnen de frustraties van slechts 1 persoon toch moeilijk als maatgevend voor zijn collega's worden geacht.

Wat over blijft is overigens wel de terechte constatering van Smith dat Goldman aan het veranderen is van een traditionele zakenbank naar een bank waar de handelaren het voor het zeggen hebben. Maar dat moeten we niet groter maken dan het is.

dinsdag 13 maart 2012

VEB begint zaak tegen bestuur, commissarissen en accountant Landis

De Vereniging van |Effectenbezitters (VEB) en de Stichting VEB Actie Landis starten op korte termijn een aansprakelijkheidsprocedure tegen de voormalige bestuurders, commissarissen en de accountant van het in 2002 gefailleerde ict-bedrijf Landis.
Deze actie is een logisch gevolg op een eerdere uitspraak van de Ondernemingskamer op 15 december 2011. Daarin stelde de Ondernemingskamer in stevige termen wanbeleid vast door bestuur en commissarissen.  Het bestuur heeft de risico's van het eigen beleid niet onder ogen gezien. Het heeft de eigen situatie bewust en op wezenlijke onderdelen gunstiger voorgesteld dan gerechtvaardigd.

Eerder al kwam deze zaak aan de orde bij een in opdracht van de Ondernemingskamer opgesteld onderzoek naar wanbeleid in 2009, dat werd opgesteld door onderzoekers Leendert van den Blink en Lou Traas.

Zowel het vonnis als het onderzoeksrapport zijn boeiende stof voor diegenen die nieuwsgierig zijn naar wat er zoals fout ging bij Landis. Ik geef u een kleine bloemlezing:
  • financiering van een acquisities waarbij de onderneming rechtstreeks op het vastlopen van de financiering afstevende, mede omdat geen regelmatige toetsingen werden uitgevoerd;
  • een onduidelijk overnamebeleid zonder goede toetsing of een overname daadwerkelijk in de strategie paste, alsmede geen financiële toetsing van de consequenties van de overname;
  • creatief boekhouden in de externe verslaggeving waardoor een sterk vertekend beeld van de werkelijke prestaties is voorgespiegeld;
  • een administratie die de operationele activiteiten niet meer aankon;
  • geen geformaliseerd proces van langetermijnplanning en budgetcyclus;
  • een raad van commissarissen met onvoldoende expertise o.g.v. bedrijfseconomie en financiën;
  • een raad van commissarissen die het volledig heeft ontbroken aan de vereiste "commissaris-discipline' met als gevolg een functioneren dat als volstrekt onder de maat kan worden getypeerd.
In het rapport concludeerden de onderzoekers dat Landis zich medio 2000 met een megalomaan groeiscenario voor ogen heeft gedragen als "een man die kaartjes verkoopt voor een theatervoorstelling waarvan hij geen idee heeft of die ooit zal plaatshebben".
De financiering van de overnames liep uiteindelijk geheel vast. Het was volgens de onderzoekers niet de vraag of het mis zou gaan bij Landis, maar alleen wanneer.


In Maart 2010 werd de externe accountant Smits van Ernst & Young  in een uitspraak van de Raad van Tucht veroordeeld.Conclusie: hij heeft ten onrechte een goedkeurende verklaring afgegeven over de jaarrekeningen van 1999 en 2000. Zowel winst als eigen vermogen werden daarin door Landis te mooi voorgesteld. De raad van Tucht verwoord het mooi als volgt:
"Aannemelijk is geworden dat de door de directie van Landis in de jaarrekeningen verwerkte afwijkingen hebben bijgedragen aan een rooskleurig beeld van de financiële positie van de groep. Door de afwijkingen te accepteren heeft verweerder eraan bijgedragen dat dit kon gebeuren."

De betrokken accountant werd daarom voor een halfjaar geschorst. Wat mij betreft, een veel te lichte straf, want als je zo je werk doet deug je niet als accountant en moet je gewoon stoppen.

Al met al zien aandeelhouders en crediteuren zo'n 600 miljoen gulden in rook opgaan. ICT-fonds Landis was begin deze eeuw de lieveling van beleggers aan de Amsterdamse effectenbeurs. Wat de aandeelhouders toen niet wisten is dat de snelle groei mede mogelijk werd gemaakt mismanagement en opgedirkte jaarcijfers.

Kortom, een bijna klassiek geval van falende bestuurders en commissarissen en een accountant die zijn werk niet goed deed.
Waar hebben we dat eerder gezien?

donderdag 8 maart 2012

De OECD over de rol van zakelijke beleggers

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) heeft in 2011 een rapport uitgebracht over de rol van zakelijke beleggers in het bevorderen van behoorlijk ondernemingsbestuur.
Wie het voorwoord leest ziet al dat de OECD teleurgesteld is in het optreden van deze groep aandeelhouders. De verwachting was dat deze groep beleggers met veel kennis en de middelen om actief op te treden als aandeelhouder, de machtsbalans tussen bestuur en aandeelhouders ten goede zou keren.
Volgens de OECD: "They have not always behaved as desired."
De argumentatie hiervoor is volgens de OECD in de samenvatting kort als volgt:
  • door de grote spreiding in beleggingen is er geen stimulans om actief op te treden als aandeelhouder;
  • zakelijke beleggers investeren vaker in indices dan in ondernemingen zelf;
  • veel buitenlandse beleggers stemmen niet, omdat dit vaak erg lastig voor hen is;
  • zakelijke beleggers gaan voor de korte termijn en hebben geen interesse in de gang van zaken.
Wie het rapport vervolgens doorleest ziet dat er steeds wordt geredeneerd vanuit het perspectief dat aandeelhouders interesse horen te tonen in de ondernemingen waarin zij beleggen. Het nieuwe modewoord is de "fiduciaire plicht", maar daar moet gelijk bij gezegd worden dat elk land dat compleet verschillend invult. Over het waarom wordt echter geen uitleg gegeven.

Ook biedt het OECD-document weinig concrete argumentatie waarom er nu sprake moet zijn van een fiduciaire plicht. Wat mij betreft een opvallend manco in het document.
Wel wordt verwezen naar een toenemend aantal gedragscodes voor zakelijke beleggers waarin die fiduciaire plicht als uitgangspunt wordt genomen. Ook hier ontbreekt een goede onderbouwing, behalve anderen dat ook zeggen.
Ook vindt men dat zakelijke beleggers geen goed gebruik maken van hun aandeelhoudersrechten. Volgens de OECD is de verklaring hiervoor de financiële crisis en het Walker Report uit 2009. Allebei nogal een zwakke onderbouwing.

Echt empirisch onderzoek komt in dit rapport nauwelijks aan de orde, de lijst van referenties in het rapport is angstwekkend kort.
Wat moet je er dan van vinden?
Als afstudeerscriptie zou ik het hele verhaal als onvoldoende kwalificeren. Te veel subjectieve meningen, weinig objectieve onderbouwing, geen empirisch onderzoek.

Als rapport van een gezaghebbende instelling als de OECD mag de lat wel iets hoger worden gelegd, dacht ik zo. Als je blijft redeneren vanuit de gedachte dat aandeelhouders veel meer gebruik moeten maken van hun stemrecht dan deugt er heel veel niet als je dat meet aan de opkomst op de aandeelhoudersvergadering.
Als je denkt dat aandeelhouders meer betrokken zijn als ze hun aandelen langer vasthouden leef je nog in het tijdperk van de sprookjes van Grimm.
Als je denkt dat het landschap van corporate governance en de houding van zakelijke beleggers kunt beschrijven en typeren aan de hand van een korte analyse van Australië, Chili en Duitsland kun je net zo goed naar de Efteling gaan.

Naar mijn bescheiden mening is de realiteit dat tegenwoordig aandeelhouder stemmen met de voeten of ze komen alleen massaal op een aandeelhoudersvergadering als het er echt om spant (bijv. bij een overnamebod).

Voor de rest zijn ze zo betrokken als ze willen, want als aandeelhouder leveren ze risicodragend vermogen. Hoe ze daarmee omgaan is weliswaar een belangrijke factor in het systeem van corporate governance, maar dat wil nog niet zeggen dat we ze dan ook vanuit het vakgebied corporate governance tot een bepaalde opstelling zouden kunnen verplichten.
Want dat probeert men vaak wel vanuit de gedachte dat zakelijke beleggers een fiduciaire plicht hebben t.o.v. degenen die hun het geld hebben verschaft.

Wat mij betreft is de enige plicht van mijn pensioenfonds een goed rendement. Of ze dan op elke aandeelhoudersvergadering aanwezig zijn zal me echt een zorg zijn. Hoe lang ze aandelen in een bepaalde onderneming aanhouden vind ik ook beslist niet interessant. Laat staan hoe ze gestemd hebben in de aandeelhoudersvergadering.
Mijn enige vraag is of mijn ingelegde pensioengeld rendeert en niet of mijn pensioenfonds een betrokken aandeelhouders was.
Uiteindelijk gaat het toch om het resultaat?

Tenslotte nog dit, als het gaat om het handelen van zakelijke beleggers zoals pensioenfondsen, ben ik veel meer geïnteresseerd hoe de governance structuur van deze instellingen is geregeld. Wie de nieuwe wettelijke regelingen in Nederland daarover leest, mag daarover best bezorgd zijn.
Daarover later meer.

zondag 4 maart 2012

Jaap Winter over prestatiebeloning

De bekende jurist Jaap Winter van de Duisenberg School of Finance, heeft een uitermate boeiend artikel geschreven over wat er naar zijn mening mis is met de huidige beloningssystematiek van topbestuurders.
Voor deze regenachtige zondagmiddag aanbevolen literatuur over een actueel onderwerp op het gebied van corporate governance.
De titel zegt al genoeg over de inhoud: "Corporate Governance Going Astray - Executive Remuneration Built to Fail."
Winter beargumenteert grondig dat financiële aansporingen dikwijls contra-productief zijn, in het bijzonder wanneer de beloning hoog is. Zijn oplossing is dat de mythe rondom prestatiebeloning ontmaskerd moet worden en dat er een fundamenteel andere benadering gewenst is bij het denken over beloningen.
Ik ga dat allemaal niet herhalen maar raad u aan het artikel zelf eens te lezen.

Mijn enige kritiek op het artikel is dat Winter geen gebruik maakt van het werk van Lynn Stout "Cultivating Conscience" over de rol van het geweten in corporate governance. Dit boek beschreef ik in mijn weblog van 23 december 2011.

Stout stelt dat het mechanisme van prestatiebeloning gewetensvol gedrag ontmoedigt.
Allereerst omdat een materiële incentive om iemand  ertoe te brengen iets te doen het onuitgesproken signaal afgeeft dat zelfzuchtig gedrag zowel verwacht als geschikt is voor de te vervullen taken. Ten tweede suggereert het dat anderen in dezelfde situatie zich ook zelfzuchtig gedragen. Ten derde het impliceert dat zelfzuchtig gedrag op de een of andere manier gunstig is (waarom zou het anders beloond worden?).

Beide auteurs vullen elkaar mooi aan en bieden goede uitgangspunten voor een nieuw eigentijds beloningsbeleid.