dinsdag 6 september 2016

Hoge Raad kraakt vonnis Meavita

Advocaat-generaal Timmerman adviseert in zijn conclusie de Hoge Raad om het vonnis van de Ondernemingskamer te vernietigen waarin wanbeleid van het Meavita-concern werd vastgesteld.
Een aantal bestuurders en commissarissen van Meavita hadden cassatieberoep tegen de beschikking van de Ondernemingskamer aangetekend.
In dat beroep spelen twee zaken een belangrijke rol:
  • het feit dat de beschikking niet is gegeven door het vereiste aantal rechter en daarom nietig is;
  • het feit dat het verhaal van de onderzoekkosten niet juist is gebeurd omdat dit onvoldoende is gemotiveerd.
Voorgeschreven aantal rechters
De Ondernemingskamer vermeld dat de beschikking op 6 juni 2014 is "gegeven. De uitspraak heeft echter pas op 2 november 2015 plaatsgevonden.
De advocaat-generaal stelt daarom:
"dat het geven van een beschikking of wijzen van een vonnis plaatsvindt wanneer alle rechters die over zaak beslissen zich met de uiteindelijke tekst van de uitspraak hebben verenigd. De advocaat-generaal acht het uitgesloten dat dit op 6 juni 2014 is gebeurd, onder andere omdat het doen van de uitspraak na 6 juni 2014 verschillende keren is uitgesteld (voor het laatst op 27 oktober 2015) en de desbetreffende uitspraak 191 pagina’s telt. In de zaak over Meavita levert het voorgaande een probleem op, omdat de voorzitter van de ondernemingskamer per 1 mei 2015 vanwege het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar zijn functie heeft neergelegd. Het gevolg hiervan is dat de Meavita-beschikking niet is tot stand gekomen met het voorgeschreven aantal rechters. Dit leidt naar het oordeel van de advocaat-generaal tot nietigheid van de wanbeleid-beschikking." 
Nu zult u denken dat dit wel een erg formeel argument is, maar dat is niet juist. Timmerman wijst er op dat de Ondernemingskamer er blijkbaar vanuit gaat dat een vonnis al kan zijn gewezen voordat alle rechters hebben ingestemd met de uiteindelijke tekst van de uitspraak. Timmermand vindt dat onjuist. Zo stelt hij in zijn uitspraak (nr. 3.22):
"Niet alleen het vellen van het oordeel en het benoemen van de (belangrijkste) gronden van dat oordeel behoort tot de kern van het rechterlijk werk, maar ook het op schrift stellen van het oordeel en de motivering daarvan. Het gaat daarbij niet alleen om de grote lijnen van de rechterlijk beslissing, maar ook om de – precieze – bewoordingen waarin deze op schrift is gesteld. De rechter – of, in een meervoudige samenstelling: iedere rechter – is voor het gehele definitieve vonnis verantwoordelijk. Hierbij is van belang dat rechters door het op schrift stellen worden gedwongen de deugdelijkheid van de oorspronkelijk gekozen oplossing te onderzoeken.20 Dit is temeer van belang in complexere zaken, waarin soms (zeer) vele afzonderlijke beslispunten aan de orde zijn."
Volgens hem kan er van worden uitgegaan dat de tekst van de beschikking pas nadat de voorzitter van de Ondernemingskamer met pensioen was gegaan, definitief is vastgesteld. Daardoor is het vonnis niet gegeven door het voorgeschreven aantal rechters en daarom niet geldig.

Verhaal onderzoekkosten
Op dit punt is de advocaat-generaal van oordeel dat de ondernemingskamer haar oordeel over verhaal van de onderzoekkosten op bestuurders en commissarissen onvoldoende heeft gemotiveerd. De ondernemingskamer heeft niet voldoende uitgelegd welke persoonlijke verwijten zij ieder van de bestuurders en de commissarissen maakt. 
Timmerman stelt dat de verantwoordelijkheid voor onjuist beleid niet zonder meer tot uiteenlopende vormen van aansprakelijkheid daarvoor leiden. Verantwoordelijkheid is weliswaar een voorwaarde voor aansprakelijkheid, maar moeten wel gescheiden worden. Daarbij moet overigens wel de individuele verwijtbaarheid aan een onjuist beleid te worden vastgesteld. Naar mening van Timmerman heeft de Ondernemingskamer niet voldoende uitgelegd welke persoonlijke verwijten zij ieder van de bestuurders en de commissarissen maakt.

Conclusie
Volledigheidshalve merk ik op dat een conclusie een onafhankelijk, rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad is, die vrij is dat al dan niet te volgen.
Als de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal overneemt (en dat gebeurt meestal), dient de ondernemingskamer een nieuwe mondelinge behandeling van het wanbeleid-verzoek te houden en naar aanleiding daarvan een nieuwe beschikking te wijzen.
Men zal bij de Ondernemingskamer niet blij zijn met het advies van Timmerman.
Het is forse kritiek op een groot gebrek aan zorgvuldigheid en dat mag men zich terecht aanrekenen.
Te meer omdat het hier gaat om een belangwekkende zaak die veel beroering heeft gewekt en ook de betrokken bestuurders en toezichthouders (waaronder Loek Hermans) persoonlijk zwaar heeft geraakt.