woensdag 15 september 2010

Scheiden van CEO en Voorzitter van de Board

Collega Bainbridge neemt stelling tegen de gedachte dat de functies van voorzitter van de board en die van Chief Executive Officer (CEO) gescheiden moeten zijn, zoals recent in het wetsvoorstel Dodd-Frank als aanbeveling is opgenomen in sectie 972.
Dit artikel vraagt van ondernemingen om aan te geven of dezelfde persoon zowel chairman als CEO posities bekleedt en waarom ze dat doen of niet doen.
Bainbridge citeert Marty Robbins die stelt dat het algemeen bekend is dat het scheiden van deze functies door velen als "the epitome of best practice" wordt beschouwd.

Robbins staat daarin overigens niet alleen. Ook onze eigen overheid is deze mening toegedaan. In een recente officiƫle reactie op het Europese groenboek staat op pagina 6:
"The Netherlands is of the opinion that the combination of the functions of chair of the board and chief executive officer in financial institutions is undesirable because it could concentrate too much power in one person. Furthermore, it could cloud the difference between the executive and non-executive tasks of the board. Short term results can in this way prevail over long term objectives. The Netherlands therefore agrees with the suggestion to prohibit such a combination. This concurs with a legislative proposal currently under consideration of the Dutch Parliament."
Onze overheid postuleert hier de mening dat deze combinatie ongewenst is omdat daardoor te veel macht in de handen van 1 persoon legt en de scheiding van uitvoerende en niet-uitvoerende taken diffuus maakt. Daardoor kunnen korte termijn resultaten prevaleren boven lange termijn doelstellingen.

Onderbouwing van deze (nogal subjectieve) mening ontbreekt in dit toch niet onbelangrijke stuk, dat als een reactie van de Nederlandse staat, en dus ook namens ons allen, geldt. In ieder geval spreekt de overheid niet namens mij, want deze bewering berust niet op enig empirisch bewijs. Bainbridge citeert verschillende onderzoeken waaruit dat overduidelijk blijkt.

Zeker, in veel (grote) ondernemingen heeft de voorzitter van de board speciale bevoegdheden, zoals het bijeenroepen van vergaderingen, het opstellen van de agenda e.d. In dit type ondernemingen leidt het combineren van beide functies tot een machtspositie die de toezichtfunctie van de raad op de CEO kan hinderen of minder effectief kan maken.
Bainbridge vindt echter dat het probleem is niet is dat 1 persoon beide posities bekleedt maar dat de onafhankelijke leden van de board te veel macht aan de voorzitter hebben gegeven. De oplossing hiervoor is om in de statuten de onafhankelijke leden meer macht te geven. Voorbeelden zijn het apart vergaderen van de niet onafhankelijke leden, het recht om zelf vergaderingen bijeen te roepen e.d.

Nu kan men een dergelijke overheidsreactie op een Europees discussiestuk nog beschouwen als een slip van de pen van een ijverige beleidsambtenaar die was belast met het schrijven van deze reactie. Maar ook onze wetgever is blijkbaar dezelfde mening toegedaan. Zoals in de laatste geciteerde zin van de reactie te lezen staat is er wetgeving in voorbereiding die eveneens beoogt om beide functies te scheiden.

Voor de minder juridisch geschoolde lezers betreft dit het wetsvoorstel (31763) dat het mogelijk maakt om een one-tier board in te stellen. Dat houdt in dat men bij een NV of Bv kan kiezen voor het instellen van bestuursorgaan, bestaande uit uitvoerende en niet-uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders. Dit in plaats van een dualistische structuur met enerzijds een bestuur en anderzijds een raad van commissarissen.
In dat wetsvoorstel staat bij artikel 129a lid 1:
Het voorzitterschap van het bestuur, het doen van voordrachten voor benoeming van een bestuurder en het vaststellen van de bezoldiging van uitvoerende bestuurders kan niet aan een uitvoerende bestuurder worden toebedeeld.
Met dit artikel wordt combinatie van de positie van voorzitter en CEO definitief onmogelijk gemaakt. Onze wetgever gaat daarmee veel verder dan het eerder genoemde wetsvoorstel van Frank-Dodd dat alleen vraagt aan ondernemingen om bekend te maken of ze wel of niet deze combinatie hebben en waarom.
Je zou kunnen zeggen dat dit ondernemingen alle ruimte geeft om te kiezen welk bestuursmodel ze prefereren. Alhoewel de bewoordingen van de wet wel de suggestie wekken dat scheiding van functies de voorkeur verdient.

Blijft de vraag waarom de Nederlandse wetgever daarin veel verder gaat. De Memorie van Toelichting geeft daarover niet veel informatie, behalve een verwijzing naar de Engelse Combined Code (waarin staat dat de voorzitter in beginsel in tevens de taken van de CEO op zich behoort te nemen) en Franse wetgeving.

Rest mij geen andere conclusie dan dat de Nederlandse overheid en de wetgever een niet onderbouwde mening omzet in dwingende wetgeving. Waarom laat men deze keuze niet over aan de ondernemingen zelf over? We kunnen toch niet van mening zijn dat onze regering beter weet hoe ondernemingen bestuurd moeten worden dan de bestuurders zelf?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten