Ik heb het boek zelf nog niet gelezen, maar dat zal ik zeer zeker doen.
Nu kan ik alleen nog reageren op de verschillende verhalen in de pers. Daarbij verbaas ik me overigens altijd over de snelheid waarmee de journalisten zo'n boek lezen en hun mening klaar hebben.
Voorlopig is de algemene mening dat het boek geen journalistieke of geschiedkundige zoektocht is naar de waarheid. Het is een beschrijving van de manier waarop het kamp DSB het allemaal heeft beleefd, verteld door een adviseur van Dirk. Dat zou er op mogen wijzen dat het een nogal subjectief verhaal is.
De komende tijd kunt u van mij een gedetailleerde analyse verwachten.
Ik verwacht in allerlei nieuwsrubrieken de nodige aandacht voor het boek, omdat dit weer een mooie kans biedt voor Scheringa om zijn blazoen op te poetsen.
Vandaar enige citaten uit het rapport van de onderzoekscommissie Scheltema dat u beslist bij de hand moet houden om te kijken wat er nu waar of niet waar is. Het volledige rapport is overigens nog steeds zeer de moeite waard om te lezen.
"Scheringa was tegelijkertijd voorzitter van de RvB en (indirect) enig aandeelhouder (directeur-grootaandeelhouder). Als aandeelhouder had hij de bevoegdheid zijn medebestuurders, alsook de commissarissen, te benoemen en te ontslaan. Er was daardoor sprake van het ontbreken van een machtsevenwicht in de leiding. Scheringa beschouwde de bank als zijn bedrijf.Ik ben benieuwd of dit op feiten gebaseerd onafhankelijke oordeel nog aan de orde komt in de berichtgeving.
De deskundigheid en de belangstelling van Scheringa lagen op het terrein van de kredietbemiddeling en niet op het bancair gebied. Daardoor werd het functioneren van de bank gekenmerkt door een onbalans tussen zijn commerciële invalshoek, gericht op groei van de onderneming en het behalen van winst, en de bancaire benadering, waarin beheersing van risico‘s en de financiële soliditeit centraal moeten staan.
De dominante positie van de directeur-grootaandeelhouder kreeg extra accent door het tegengestelde belang dat bestond tussen DSB Bank en DSB Beheer, de houdstermaatschappij waarin de grootaandeelhouder ook activiteiten op sportief en museaal terrein had ondergebracht. Die belangen werden onvoldoende uit elkaar gehouden – er bestond lange tijd geen behoorlijke regeling voor het vertegenwoordigen van de bank bij tegenstrijdig belang – met als gevolg dat bij de besluitvorming de korte termijn belangen van de aandeelhouder hebben geprevaleerd boven de lange termijnbelangen van DSB Bank.
Kredietverlening van DSB Bank aan DSB Beheer had niet moeten geschieden; in elk geval niet in de omvang die het vanaf de tweede helft 2007 heeft gekregen. Zij heeft de bank kwetsbaar gemaakt voor de financiële ontwikkelingen bij DSB Beheer.
De RvC werd door de RvB onvoldoende serieus genomen en slecht geïnformeerd, maar stelde zich zelf ook te passief op. Daardoor genoot de RvC onvoldoende gezag en was ook in eigen ogen meer een raad van advies. De Commissie concludeert dat het toezicht door de RvC onvoldoende is uitgeoefend.
Naar het oordeel van de Commissie heeft de DSB Bank onvoldoende adequaat gereageerd op de problemen waarmee zij werd geconfronteerd. Zij heeft haar verdienmodel niet tijdig aangepast aan de maatschappelijke kritiek en de strenger wordende regelgeving. Zij heeft ook niet voldoende oog gehad voor de eisen van prudent beleid waaraan een bank moet voldoen. Als gevolg daarvan was in de zomer van 2009 een situatie ontstaan waarin DSB Bank weinig toekomst meer had. De winstgevendheid en de vermogenspositie waren uitgehold en de onzekerheid over de claims van klanten en de liquiditeitsontwikkeling bij DSB Beheer, vormden een ernstig risico voor haar voortbestaan."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten