zaterdag 25 september 2010

De mythe van diversiteit

In de laatste versie van de Nederlandse Corporate Governance Code heeft diversiteit in de samenstelling van de raad van commissarissen bijzondere aandacht gekregen. Zie hiervoor bijvoorbeeld Best Practice bepaling III.3.1 waar staat dat in de profielschets van commissarissen wordt ingegaan op de voor de vennootschap relevante aspecten van diversiteit in de samenstelling van de raad en wordt vermeld welke concrete
doelstelling de raad ten aanzien van diversiteit hanteert.
In de toelichting staat vermeldt:
"Een belangrijk middel ter bevordering van een onafhankelijk optreden van de raad van commissarissen is diversiteit in de samenstelling ervan, bijvoorbeeld ten aanzien van leeftijd, geslacht, expertise, maatschappelijke achtergrond of nationaliteit."
Blijkbaar was dit voor de Tweede Kamer niet genoeg, want in een amendement van de kamerleden Kalma, van Vroonhoven-Kok en Weekers werd gesteld dat er behoefte is aan het opnemen van streefcijfers voor de participatie van vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen. (Amendement 14 van kamerstuk 31 763).
Het op 1 december 2009 ingediende amendement stelt:
"1. Bij een evenwichtige verdeling van de zetels van het bestuur en de raad van commissarissen wordt ten minste 30% van de zetels bezet door vrouwen en ten minste 30% door mannen, voor zover deze zetels worden verdeeld over natuurlijke personen."
Als motivering is te vinden:
"Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat een eenzijdige samenstelling van raden van bestuur en raden van commissarissen leidt tot slechtere financiële resultaten en uit overwegingen van arbeidsmarktbeleid problematisch is. Dus niet alleen vanuit emancipatoir oogpunt, maar ook om sociaal-economische redenen is deze tijdelijke overheidsmaatregel wenselijk."
Ik heb dit amendement altijd onzin heb gevonden. De motivering deugt niet want er is mij geen internationaal onderzoek bekend dat de stelling bewijst dat een eenzijdige samenstelling leidt tot slechtere financiele resultaten. Tevens zie ik niet in waarom vanuit emancipatoire overwegingen een wettelijke dwingende regeling tot stand gebracht moet worden. Verder heb ik geen enkel idee waar die 30% nu vandaan komt en wat daar de onderbouwing van is. Tenslotte zie ik niet waarom de men veel verder gaat dan de corporate governance code en bovendien de maatregel verplicht stelt voor alle vennootschappen en niet alleen de beursgenoteerde.

In een recent blog van  de onvolprezen Larry Ribstein wordt op deze kwestie vanuit de Amerikaane context ingegaan. Hij citeert Luis Aguilar van de SEC die eveneens een pleidooi houdt voor meer diversiteit en verwijst naar een recente "ruling' van de SEC die van ondernemingen verlangd dat ze bekendmaken of diversiteit een factor is bij het aanstellen van de commissarissen, wat hun beleid is t.a.v. diversiteit en hoe zij de effectiviteit van hun beleid op dit aspect beoordelen.
Ribstein verwijst ook naar een interessante studie over dit onderwerp van Broome, Conley en Krawiec over dit onderwerp. De samenvatting is:
"In this article, we report the results of a series of interviews with corporate directors about racial, ethnic, and gender diversity on corporate boards. On the one hand, our respondents were clear and nearly uniform in their statements that board diversity was an important goal worth pursuing. Yet when asked to provide examples or anecdotes illustrating why board diversity matters, many subjects acknowledged difficulty in illustrating theory with reference to practice. This expressed reluctance to come to specific terms with general claims about the value of director diversity inspired our title phrase: dangerous categories. That is, while “diversity” evokes universal acclaim in the abstract, our respondents’ narratives demonstrate that it is an elusive and even dangerous subject to talk about concretely."
Het is een interessant idee om aan de raden van commissarissen zelf eens te vragen of diversiteit belangrijk is en waarom. Wat we er van leren is dat ze dat of niet weten of niet willen of kunnen zeggen.
Het onderzoek geeft een uitgebreide literatuurstudie over het vraagstuk van diversiteit die ik zowel de commissie Streppel als de betrokken kamerleden zeker kan aanraden.
Volgens de auteurs bevat empirisch onderzoek geen bewijs voor de positieve effecten van meer diversiteit.

Wat blijft er dan nog over als argument?
Feitelijk rest alleen het argument van de eerlijkheid ofwel het is alleen maar eerlijk als ook in de hoogste regionen in een onderneming de demografische diversiteit van een land weerspiegelen. Tenminste, als men dat met emancipatoir beleid bedoeld.
Als de invloed van diversiteit op de prestaties van ondernemingen neutraal is (of slechter nog, negatief) waarom zou je er ondernemingen dan belasten met een publieke dienst in de vorm van diversiteit?
Voor wat betreft de negatieve beïnvloeding verwijs ik naar een studie van Ahern en Dittmar. Die hebben de situatie in Noorwegen onderzocht waar in 2003 een wet werd aangenomen die eiste dat 40% van de board uit vrouwen bestond. Hun conclusie:
"The constraint imposed by the law resulted in a significantly negative impact on firm value, consistent with the idea that firms choose boards to maximize value. The value loss was not caused by the sex of the new board members, but rather by their younger age and lack of high-level work experience."
Ik heb al vaker geschreven en gezegd dat de kwaliteit van commissarisen wordt bepaald door ervaring, deskundigheid, onafhankelijkheid en het kunnen besteden van voldoende tijd. Diversiteit in de raad kan wat mij betreft als laatste extra worden toegevoegd als positieve factor maar dan geformuleerd als diversiteit in leeftijd, geslacht, expertise, maatschappelijke achtergrond of nationaliteit.

Wetgeving is te belangrijk om gebruikt te worden voor hobbies of slecht doordachte en diep ingrijpende voorstellen van individuele kamerleden. Hopelijk kan de Eerste Kamer hier nog op ingrijpen, want het voorstel wordt daar op dit moment behandeld.
Dit verwijt kan overigens ook aan de commissie Frijns worden toebedeeld. Het ontgaat me hoe de commissie tot deze "Best Practice is gekomen. Er kan weliswaar niet ontkend worden dat we in steeds meer landen aandacht zien voor diversiteit en daarom ook voor eventuele maatregelen op dat gebied. Maar iets kan volgens mij pas een Best Practice worden als het ook daadwerkelijk werkt. Daarvoor is er vooralsnog geen of onvoldoende bewijs te vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten