De onderzoeksvraag was of zakelijke beleggers mogen worden aangesproken om op verantwoorde wijze gebruik te maken van hun rechten als aandeelhouder.
In de best practice bepalingen van de Nederlandse Corporate Governance Code staat dit beschreven in hoofdstuk IV.4.
Melis onderzocht deze vraag vanuit drie perspectieven, te weten (economisch) theoretisch, juridisch en empirisch. Een samenvatting van het proefschrift is hier te vinden.
In een mooi gestructureerd betoog is het uiteindelijke antwoord dat aandeelhoudersverantwoordelijkheid zich niet op realistische wijze laat voorschrijven.
Zoals kort samengevat in het persbericht:
Melis zegt onomwonden dat het rentmeesterschap van aandeelhouders weliswaar een maatschappelijk breed gedragen maar weinig realistisch concept is om de aandeelhoudersverantwoordelijkheid van zakelijke beleggers te bevorderen.
- Theoretisch perspectief. "Volgens de leidende economisch theorieën zijn aandeelhouders van publieke vennootschappen primair kapitaalverschaffers in ruil voor dividend of potentiële vermogenswinsten en liquiditeit. De oproep van beleidsmakers aan aandeelhouders in beursgenoteerde ondernemingen met een wijdverspreid aandeelhouderschap om zich meer betrokken te tonen bij ondernemingen waarvan zij verondersteld worden het ‘eigendom’ te hebben, lijkt juist aan deze aanname en fundamentele karakteristiek van aandeelhouders voorbij te gaan."
- Juridisch perspectief: "Corporate governance-systemen in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten verschillen fundamenteel van elkaar. Beleggers die wereldwijd beleggen hebben met een veelheid aan codes en wetgeving te maken en lijken een voorkeur te hebben voor nationale kaders. Een land-specifieke aanpak van het voorschrijven van ‘stewardship’ van institutionele beleggers zoals die wordt gehanteerd door de Nederlandse Corporate Governance Code in combinatie met een hoge mate van buitenlands aandelenbezit in Nederland, leidt ertoe dat voor zogenaamde ‘universal owners’ een eenduidig begrip van de verantwoordelijke institutionele belegger en het voorschrijven ervan geen feit, maar fictie is."
- De praktijk: "Tenslotte gaat het voorschrijven van gewenst gedrag in een Code impliciet uit van de veronderstelling van homogeniteit van institutionele beleggers. Het oproepen van alle aandeelhouders om als stewards op te treden, strookt niet met de praktijk, namelijk dat ‘institutional investor stewardship’ niet door alle institutionele beleggers in gelijke mate en op gelijke wijze wordt onderschreven."
Een korte samenvatting doet het meer dan 500 pagina's tellend proefschrift ernstig tekort. Het is alleen al een genoegen om te lezen door de heldere en gemakkelijke schrijfstijl. Daarnaast behandelt het proefschrift uitermate grondig en kritisch de verschillende theorieën rondom de de betrokkenheid van aandeelhouders. Als laatste is ook het empirische onderzoek over het daadwerkelijke gedrag van zakelijke beleggers uitermate interessant.
Kortom, ik kan u zeker aanraden om het proefschrift aan te schaffen.
Stuur hiervoor een e-mail naar het Nyenrode Corporate Governance Instituut (ncgi@nyenrode.nl).
In in het jaarboek Corporate Governance 2011-2012 schreven Daniëlle en ik overigens al een artikel met als titel "De ideale aandeelhouder."
Daarin vroegen wij ons af welke eisen er zoal aan aandeelhouders worden gesteld en of deze wel terecht zijn.
Ons antwoord was toen dat de enige ideale aandeelhouder degene is die de aandelen van een onderneming koopt. We moeten ophouden met het stellen van eisen aan aandeelhouders want dat loopt op niets uit.
Het is mooi, dat een paar jaar later deze gedachte overtuigend is uitgewerkt in een grondige wetenschappelijke studie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten