zaterdag 27 februari 2016

Herziening code goed bestuur (2)

Zoals in een vorig weblog al gemeld is op 11 februari 2016 door de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (Commissie), onder leiding van professor Van Manen, een consultatiedocument gepubliceerd met voorstellen voor herziening van de Nederlandse Corporate Governance Code.

De voorstellen voor herziening kunnen worden samengevat in zeven thema’s:
  1. meer focus op lange termijn waardecreatie;verstevigen van risicomanagement;
  2. nieuwe accenten in effectief bestuur en toezicht;
  3. introductie van cultuur als expliciet onderdeel van corporate governance;
  4. beloningen: opgeschoond en vereenvoudigd;
  5. relatie met aandeelhouders; en 
  6. verduidelijking van eisen aan de kwaliteit van de uitleg.
Het gaat te ver om alle 22 principes en 122 best practices te bespreken. Hieronder een overzicht van de meest in het oog springende voorgestelde wijzigingen.

1. Meer focus op lange termijn waardecreatie
Van het bestuur en de raad van commissarissen wordt verlangd dat zij duurzaam handelen door de focus te leggen op lange termijn waardecreatie, aandacht te hebben voor kansen en risico’s en daarbij de belangen van alle bij de vennootschap betrokken stakeholders mee te wegen.
Wat mij betreft is niet helemaal duidelijk waarom het in de vorige Code wel genoemde doel van creëren van aandeelhouderswaarde op de lange termijn verdwenen is. Het begrip lange termijn waardecreatie is in feite inhoudsloos als men dit ten behoeve van alle stakeholders doet.
Ik had het beter gevonden als men net als de Engelsen had gesteld dat bestuur en commissarissen moeten verzekeren dat onderneming duurzaam is en dat het hoofddoel van de onderneming is het creëren van meerwaarde voor de aandeelhouders op de lange termijn en dat daarbij de belangen van alle stakeholders moeten worden meegewogen.  Nu laat de commissie onbenoemd hoe de belangen moeten worden afgewogen en dat is voor een Code geen goede zaak.

Ook is voor mij niet goed te begrijpen waarom de commissie in best practice bepaling 1.1.1 zo uitgebreid beschrijft aan welke onderdelen de strategie van de onderneming dient te bevatten. Als deze opsomming uitputtend is bedoeld mis ik de visie, de missie en de waardes van het bedrijf. Ook ontbreekt de vertaling van de strategie naar doelen en maatstaven.
Wat mij betreft had men beter voor een minder voorschrijvende best practice kunnen kiezen.
Wel begrijp ik dat er in de strategie aandacht moet worden besteed aan niet-financiële aspecten zoals bij de komende invoering van de Europese richtlijn 2014/95/EU vereist. Overigens ligt hiervoor al een wetsontwerp ter consultatie met daarin opgenomen aan welke niet-financiële aspecten men aandacht moet besteden:
  •       milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden;
  •      eerbiediging van mensenrechten;
  •       bestrijding van corruptie en omkoping.
Deze elementen zijn ook opgenomen in de nieuwe best practice 1.1.1.

2. Verstevigen van risicomanagement
Drie zaken vallen hierbij op.
Allereerst worden de fases van risico assessment, implementatie en evaluatie verder uitgewerkt in de best practices van principe 1.2.
De positie van de interne audit wordt verstevigd. Deze afdeling beoordeelt processen, systemen en projecten op hun risicogevoeligheid. De interne audit blijft onder verantwoordelijkheid van het bestuur opereren, maar deelt zijn bevindingen wel met de externe accountant en het auditcomité van de raad van commissarissen.

De 'in control' verklaringen opgenomen in het bestuursverslag worden uitgebreid ten aanzien van de volgende bevestigingen: 
  1. de interne risicobeheersings- en controle systemen in het verslagjaar hebben goed gewerkt, ook voor niet-financiële aspecten; 
  2. de continuïteit van de vennootschap is de komende twaalf maanden gewaarborgd (BP 1.4.1 onderdeel V).
Ik vraag me overigens af wat deze laatste bepaling nu toevoegt. De commissie verwijst naar een soortgelijke bepaling in de Engelse code en wel Provision C.1.3.
Deze geeft echter aan dat de board materiële onzekerheden moet definiëren die de komende 12 maande de continuïteit van de onderneming kunnen bedreigen. Dat is iets anders dan de voorgestelde tekst van de Nederlandse Code die in 1.4.2 stelt:
 " Dat de verwachting is dat de continuïteit van de vennootschap voor de komende 12maanden gewaarborgd is."
In kom relatief al el publicaties in de media tegen die melding maken van het feit de continuïteit de komende 12 maanden gegarandeerd is en dat geeft aan dat deze best practice makkelijk tot misverstanden kan leiden.
Het is overigens onbegrijpelijk waarom er gekozen is voor een garantie voor 12 maanden.
Waarom is er geen aansluiting gezocht bij de levensvatbaarheidsverklaring ofwel "viability statement" zoals die recent is opgenomen in de Engelse corporate governance code?
Zoals Arjan Brouwer stelt:
"In deze verklaring moet een Britse onderneming bevestigen een robuuste beoordeling te hebben gemaakt van de grootste risico's. Denk aan risico's die een bedreiging vormen voor verdienmodel, toekomstige prestaties, solvabiliteit en liquiditeit. Ze moet ook beschrijven hoe deze risico’s worden beheerst en gemitigeerd. Verder moet het bestuur toelichten hoe ze de vooruitzichten heeft beoordeeld, over welke periode ze dat heeft gedaan en waarom die periode passend wordt geacht. Tenslotte moet het bestuur melden of ze een redelijke verwachting heeft dat de onderneming deze periode zal blijven voortbestaan en aan haar verplichtingen kan blijven voldoen."
Tenslotte wordt de auditcommissie wordt nauwer betrokken bij de werkzaamheden die de externe accountant uitvoert. Wat mij betreft een goede zaak.

3. Nieuwe accenten in effectief bestuur en toezicht
Er wordt in de code voor het eerst aandacht besteed aan het executive committee als nieuwe bestuursvorm en dat is een goede zaak.
Opvallend is ook dat de zittingstermijn van commissarissen wordt teruggebracht van drie keer vier jaar naar twee keer vier jaar. De Commissie is van mening dat . . .”de periode van 12 jaar in beginsel (te) lang is om met gepaste afstand toezicht te houden.”
Herbenoemen na 8 jaar mag alleen onder voorwaarden (BP 2.2.2).

Ik heb in eerder weblog al mijn bezwaren tegen de beperking van de zittingsduur geuit en het oplossing op zoek naar een probleem genoemd.
We kennen nu eenmaal over de hele wereld een bonte mengeling van een uiteenlopende zittingsduur van commissarissen. Wetenschappelijk onderzoek is ook niet echt maatgevend voor een optimale zittingsduur. De vraag of een commissaris nu echt minder onafhankelijk wordt als hij of zij langer bij een onderneming functioneert is nooit goed wetenschappelijk bewezen. Daarmee vervalt de onderbouwing voor deze zogenaamde best practice.
Laat deze beslissing dan ook maar over aan de onderneming zelf.
Tenslotte vraagt de commissie aandacht voor een betere uitleg van het gevoerde diversiteitsbeleid.
Dit ook weer naar aanleiding van de Europese Richtlijn 2014/95/EU. In de corporate governance verklaring worden de doelstellingen toegelicht, alsmede de wijze waarop het diversiteitsbeleid is uitgevoerd en wat de resultaten van de uitvoering van het diversiteitsbeleid in het afgelopen boekjaar zijn geweest. Een en ander is in lijn met het wetsvoorstel in deze, wat dan weer de vraag oproept waarom dit in de gedragscode moet worden opgenomen.

4. Introductie van cultuur als expliciet onderdeel van corporate governance
Gedrag en cultuur zijn belangrijk voor het functioneren van een onderneming. De toon aan de top en het organiseren van tegenspraak zijn daarbij belangrijke zaken. Het bestuur is verantwoordelijk voor de cultuur en moet daarover ook tekst en uitleg geven.
De commissie verwacht de volgende maatregelen:
  • het vaststellen van gezamenlijke waarden;
  • het besteden van aandacht aan cultuur - en gedragsbepalende factoren zoals het bedrijfsmodel en de omgevingssituatie; 
  • het opstellen van een gedragscode; en
  • het zich ervan vergewissen dat de genomen maatregelen effectief zijn en zorgen voor inbedding van de gewenste cultuur binnen de onderneming en het afleggen van verantwoording hierover in het bestuursverslag.
Van het bestuur en de raad van commissarissen wordt verwacht dat zij gezamenlijk een cultuur stimuleren van openheid en aanspreekbaarheid.
Wat mij betreft een goede zaak want hiermee wordt het begrip "tone at the top' expliciet gemaakt.

5. Beloningen: opgeschoond en vereenvoudigd
De commissie vindt beloningsstructuren dikwijls te complex vormgegeven en wil deze vereenvoudigen met een focus op de lange termijn waardecreatie.
Opvallend daarbij is best practice 3.2.2 die stelt dat de remuneratiecommissie kennis moet nemen van de eigen visie van de bestuurders met betrekking tot de hoogte en structuur van hun eigen beloning. De commissie verwacht hierdoor een grotere betrokkenheid van bestuurders bij hun eigen beloning.
Wat mij betreft is dit weer een onbegrijpelijke best practice waarvan onduidelijk is wat deze nu bijdraagt een betere corporate governance.

6. Relatie met aandeelhouders
De wijzigingen met betrekking tot aandeelhouders zijn vooral van technische aard en de inhoudelijke wijzigingen zijn minimaal.
  • Er is een nieuwe best practice (4.1.6): voorgedragen bestuurders en commissarissen zijn aanwezig tijdens de algemene vergadering waar over hun voordracht wordt gestemd
  • Certificering van aandelen is gehandhaafd onder voorwaarde dat het alleen mag als het dienstbaar is aan de langetermijnwaardecreatie van de onderneming. Certificaathouders mogen kandidaten voordragen voor de stichting administratiekantoor.
  • wijziging in de tekst van best practice bepalingen die zien op de responsetijd; en
  • informatieverschaffing aan aandeelhouders in ieder geval in het Engels en eventueel in het Nederlands.
Deze laatste bepaling is weer zo'n voorbeeld van onnodige regelgevend, want er is geen enkel beursfonds dat de informatie aan aandeelhouders niet in het Engels beschikbaar stelt. Nogal logisch als een bedenkt dat de meerderheid van de aandeelhouders uit het buitenland komt.

7. Verduidelijking van eisen aan de kwaliteit van de uitleg
In de herziene Code wordt een passage opgenomen over de naleving van de Code waarin wordt stilgestaan bij de werking van het 'pas toe of leg uit' principe. Er wordt een kader gegeven voor goede uitleg indien (langer dan één jaar) wordt afgeweken van een bepaling.
Ik heb in mijn vorige weblog over de herziene code al aangegeven dat deze interpretatie van “pas toe of leg uit’ veel te ver gaat.

Conclusie
Het valt te waarderen dat de commissie met een herziene versie van de Code is gekomen, dat is beslist geen gemakkelijke exercitie. Ik ben het ook helemaal eens met de accenten die de commissie heeft gelegd.
Dat laat onverlet dat ik de herziene versie veel te uitgebreid en te gedetailleerd vind.
Ik kan maar niet begrijpen dat wij in ons land 22 principes en 122 best practices nodig hebben terwijl men in Engeland kan volstaan met 18 principes en 54 best practices.
Als je dan ook bedenkt dat onze commissie van mening is dat er feitelijk nauwelijks kan worden afgeweken van de Code, dan wordt deze toch wel een erg dwingend keurslijf waarin alle beursgenoteerde ondernemingen zich moeten schikken.
Daarbij zijn er ook een aantal best practices waarvan het nut kan worden betwijfeld of waarvan de onderbouwing onvoldoende is.
Ik ben benieuwd naar de reacties op de consultaties en wat de commissie daar mee gaat doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten