donderdag 12 juli 2018

Wijziging Wet Ondernemingsraden aangenomen

Het bestuur en/of raad van commissarissen (RvC) van een grote onderneming (minimaal 100 werknemers) moet voortaan ten minste jaarlijks met de ondernemingsraad (OR) een gesprek voeren over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen, inclusief die van het bestuur.
Het wetsvoorstel (Dossiernummer 34494) hiervoor is op 12 juni jl. door de Eerste Kamer aangenomen. Alleen de 13 VVD-senatoren stemden tegen.

De Wet op de ondernemingsraden schrijft nu al voor dat een grote onderneming schriftelijke informatie aan de OR moet verstrekken over de arbeidsvoorwaardelijke regelingen van de werknemers en de beloningsafspraken van het bestuur. Hiermee wordt, volgens de wetgever, echter niet bewerkstelligd dat tijdens het overleg tussen het bestuur en/of de RvC en de OR deze punten ook daadwerkelijk worden besproken. Op grond van het wetsvoorstel worden de beloningsverhoudingen een verplicht bespreekpunt in het overleg tussen de OR en het bestuur en/of de RvC. 

In een eerder weblog heb ik het wetsvoorstel al besproken toen dit in de Tweede Kamer werd behandeld. Mijn conclusie was:
"Het is al met al weer een fraai voorbeeld van placebo- of symboolwetgeving want het lost niets op en dient eigenlijk nergens voor."
Advies
 Ik vind daarbij de Raad van State aan mijn kant.
In haar advies vroeg de Raad zich af wat de voorgestelde maatregelen nu eigenlijk voor toegevoegde waarde hebben.
Directies zijn namelijk nu al verplicht de OR jaarlijks schriftelijk te informeren over de afspraken en regelingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden in het bedrijf, inclusief het beloningsbeleid.
De bestaande artikelen, in samenhang gelezen brengen mee dat de huidige wet reeds voorschrijft dat deze informatie in de overlegvergadering wordt besproken.
De vraag is dan ook waarom de bestaande bepalingen onvoldoende waarborg vormen de arbeidsvoorwaarden te bespreken?

De toelichting op het wetsvoorstel geeft aan dat het er op gericht is de terughoudendheid van de OR om de beloningsregelingen aan de orde te stellen weg te nemen. Volgens deze toelichting vormt de hiërarchische verhouding tussen bestuur en werknemers een mogelijke belemmering om onevenredige beloningsverschillen aan de orde te stellen.
Nogal ironisch merkt de Raad op dat het wetsvoorstel aan de hiërarchische verhoudingen weinig zal veranderen:
"In het licht hiervan wordt uit de toelichting onvoldoende duidelijk in hoeverre het voorstel effectief zal zijn en daadwerkelijk zal bijdragen aan het vermijden van onevenredige beloningsverhoudingen in ondernemingen."
Ook heeft de Raad twijfels over de aard en omvang van het probleem waarvoor het wetsvoorstel een oplossing wil bieden:
"Uit de toelichting blijkt niet wat onder onevenwichtige en onevenredige beloningsverschillen wordt verstaan. De toelichting gaat eveneens voorbij aan de vraag op welke wijze en in welke mate in de praktijk arbeidsverhoudingen daadwerkelijk worden geschaad door beloningsverschillen." 
De Raad adviseert de minister om van het voorstel af te zien.
Dat deed de toenmalige minister niet en het voorstel werd in de Tweede Kamer aangenomen.

Behandeling Eerste Kamer
De  Eerste Kamer fungeert in het wetgevingsproces als laatste toetssteen. De Kamer let vooral op de technische kanten van het voorstel, de deugdelijkheid van de wet en de samenhang met andere wetten. Anders geformuleerd, de Eerste Kamer heeft als belangrijke taak de kwaliteit van de wetgeving te bewaken. Vandaar ook de vaak gehanteerde benaming "Chambre de réflexion"  of "Kamer van heroverweging".
Daarvan is wat betreft dit wetsvoorstel weinig terechtgekomen. Weliswaar zijn de leden sceptisch over het doel, de toegevoegde waarde en de effectiviteit maar vinden zij blijkbaar het verweer van de minister overtuigend.
Wie de Memorie van Antwoord leest ziet echter dat de minister het grotendeels wel eens is met de kritiek maar dat hij het wetsvoorstel toch nuttig acht. Ik citeer:
"Zoals de regering eerder in de nota naar aanleiding van het verslag heeft benadrukt vindt zij dat de meningsvorming over een maatschappelijk druk besproken onderwerp als topbeloningen gebaat is bij openheid, juist ook binnen ondernemingen. Daarom wil de regering het gesprek tussen ondernemer en ondernemingsraad (hierna: OR) meer ondersteunen dan nu het geval is. De regering wil met het expliciteren van de verplichting tot het voeren van dit gesprek, extra duidelijkheid bieden aan de OR over zijn bevoegdheden."
"De regering is zich, mede naar aanleiding van de vragen van de leden van genoemde fracties, bewust dat de effectiviteit van de voorgestelde maatregel niet boven alle twijfel verheven is. De regering acht het echter, zoals in de memorie van toelichting eveneens is verwoord, van belang deze stap te zetten in het kader van de maatschappelijke bewustwording rond deze problematiek."
Kortom, de minister wil de ondernemingsraden ondersteunen en de maatschappelijke bewustwording van de problematiek rondom topbeloningen bevorderen.

Conclusie
Of dat nu allemaal een impuls gaat geven aan een nieuwe discussie over dit onderwerp waag ik te betwijfelen.
De OR gaat nu eenmaal niet over de beloningen, daarover gaan de aandeelhouders. Een verplicht gesprek daarover met bestuur en commissarissen voegt dan weinig toe.
Ik ben heel benieuwd hoe die gesprekken in de praktijk gaan lopen.
Je kunt als OR wel ergens een mening over hebben, maar als je er niet over gaat voegt dat weinig toe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten